Désire Vanbergen – Réke

Désire Vanbergen – Réke.

Voor enkele dagen vernamen wij het droevige nieuws dat de genaamde D. Vanbergen, oud 68 jaar, een blinde ouderling, bij ’t oversteken van de steenweg te Ordingen, gevat werd door een aanstormende auto en een paar uur later overleed In de St. Jozefskliniek te St. Truiden. Het is wel de moeite om over deze grijsaard een woordje meer te zeggen. Weinige mensen immers uit Zuid-Limburg weten, over wie wij het hebben, doch wanneer wij spreken over «Réke», dan zal elkeen zich dat speciaal type herinneren.

Wie was Réke?
Kort ineengedrongen, een langt overjas; een te grote omgeslagen broek, die op de bestofte niet al te nauw passende schoenen rustte ; een grote pet in de ogen getrokken ; een donkere bril op de neus en in de hand een wandelstok, langs onder verlengd met een stuk van een oude fietspomp. Dat was Réke ; Zo hebben wij hem jaren lang gekend kuierende van het ene dorp naar het andere.

Wie Réke was of vanwaar hij kwam is nauwelijks gekend. Hoewel zijn persoon reeds sedert een tiental jaren zozeer met de omgeving vergroeid was. kende niemand hem anders dan : Réke. Op zijn papieren stond vermeld
Désiré Vanbergen, en dat hij geboren was te Kozen. Voordat hij in onze streken aanlandde moest hij in een gesticht voor ouderlingen te Luik verbleven hebben. Doch Réke was een vrije vogel verliet daarom bedoeld gesticht en kwam zich in Zuid Limburg vestigen. Vestigen is eigenlijk het woord niet want dan verbleef hij enkele tijd hier dan weer ginder; het langst was hij geweest te Gutschoven, bij een oude jeugdvriend.
Gedurig was hij op tocht, de wandelstok in de hand, vergezeld van zijn goed humeur en eeuwige glimlach. Hij was als ’t ware een apostel van de glimlach.

Waart ge reeds aan ’t sterven dan kon Réke u nog doen lachen. Zijn zwerftochten dat was zijn leven. Zij waren echter geen bedeltochten! Daarvoor was hij te eerlijk. Hij kwam maar eens even «goeien dag» zeggen, doch wist maar al te best dat moeder de vrouw iets voor hem had weggezet. Dan kon hij telkens zo schoon danken, dat hij reeds uitgenodigd werd voor een volgend bezoek

Réke was een luimig ventje, steeds langs de baan stappend op de maat van zijn liedjes. Men kon hem echter ook zien trekken. de hand diep in de zak van zijn overjas, het hoofd ten gronde en dan murmelde hij zijn Weesgegroetjes voor de vele weldoeners.

Overal in de dorpen werd hij nagelopen door de jeugd, wier vriend hij was, en die hem dan verzochten om nog een schoon liedje. Weigeren kon hij niet. En nu zo plots en onverwacht vernamen wij de ongelukkige wijze waarop hij om het leven kwam Hij verdween plotseling, lijk hij onverwacht in onze omgeving kwam; doch vergeten is hij nog niet.

Bron: Hbvl 20 april 1949 (voorpagina)


Vanschoonwinkel Georges december 2014

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *