Gekende pastoors van Vechmaal

De gekende pastoors van Vechmaal

De eerste vaste kernen van christelijke godsdienstbeleving vinden wij terug in de Romeinse steden of civitates. Dit verklaart waarom Tongeren, als enige Romeinse civitas in onze streken, in de vierde eeuw een kerk bezat waaraan een bisschopszetel verbonden was. Tongeren werd alzo de eerste zetelplaats van ons bisdom of diocees, een benaming, die de Kerk heeft overgenomen van de Romeinse staatsorganisatie. Stilaan liet de bisschop zich omringen door enkele priesters, diakens en klerken, die de bisschop hielpen bij de prediking en de bediening der sacramenten. Zij leefden in gemeenschap in een cella, een klein huisje dat de Kerk voor hen had laten bouwen, ook domus ecclesiae genoemd.

Waar het begrip parochie oorspronkelijk terugsloeg op het ganse diocees, kreeg deze benaming geleidelijk aan een andere inhoud. Na het bekeringswerk der pioniers was de tijd rijp geworden om de bevolkingskernen buiten de steden een kerkelijke inrichting te bezorgen. De bevolking kreeg een kerk met bedienaar op eigen bodem.

Zo was het een algemene regel dat de eigenaars van een grote dominiale villa of een gemeenschap met voldoende gronden het recht hadden een kerk op hun domein op te richten. Waar deze kerken aanvankelijk slechts kleine bidplaatsen of huiskapellen waren voor de heer en zijn helpers, stuurden de Frankische koningen er op aan van deze kapellen openbare kerken te maken
Zo stellen wij vast dat elke belangrijke villa eveneens een parochie inhield.

Zo had men drie soorten kerken :
1° de gehele kerk of ecclesia integra. Deze kerken mochten alle godsdienstige rechten uitoefenen : doopsel, plechtige communie, huwelijk, begrafenis enz. Zo stellen wij vast dat de parochie Vechmaal in 1700 een gehele kerk was.

2° de halve kerk of ecclesia media. De pastoors van zulke kerken mochten enkel doopsels toedienen en begrafenissen verzorgen. Uit de regelmatige bezoeken die de aartsdiaken aan de parochies bracht, blijkt dat de parochie Horpmaal in 1666 slechts een halve kerk was.

3° de kwartkerk of quarta capella. In de 17e eeuw was de kapel van Horne-Sint-Pieter een quarta capella.

Hoe vruchtbaarder de grond was, des te hoger de opbrengst was . . . ook voor de kerk ! Dit verklaart waarom in Haspengouw zoveel parochies voorkomen, in tegenstelling met de Kempen en de Ardennen.
Het ontstaan van de parochie Vechmaal.

Ons grondgebied behoorde dus vanaf 718 tot het prinsbisdom Luik, dat evenwel afhankelijk was van de Keizer van het Heilig Roomse Rijk, kortweg Duitse Rijk genoemd. De prins-bisschop had het recht bepaalde gebieden van zijn leengebied Luk aan zijn voornaamste medewerkers, het kapittel der kanunniken, af te staan in ruil voor hun geleverd werk. In 963 schonk prins-bisschop Erakles van Luik, de parochie Vechmaal aan het kapittel van St-Martinus. Dit verklaart waarom Sint-Martinus, de patroonheilige van onze parochie werd. Bovendien was de H. Martinus, uit Tours afkomstig, de succespatroon der rondreizende monniken.

Niet alle pastoors zijn gekend. Enkel degenen, die in de archieven vermeld zijn :

  • Pierre de Cortis was blijvend kapelaan rond 1321
  • Walter was rond 1334 de bedienaar van de kerk.
  • Jan van Ghorijns wordt vermeld in 1382.
  • Jan Bonjour was bedienaar in 1419.
  • Een zekere Gerard wordt vermeld in 1435.
  • Nikolaas van Widooie, ook Nicolas de Widoe wordt vermeld in 1461.
  • Mathias Boirs was de bedienaar in 1487.
  • Jan Pistoris stierf als pastoor in 1524.
  • Mathieu Hellepots werd in 1524 benoemd.
  • Jan Pousseur was kanunnik van Sint-Bartholomeus van Luik en kon alzo de functie van pastoor niet uitoefenen en liet zich vervangen door kapelaan Nicolaas de Busco. Tijdens zijn pastoraat rees in 1554 een geschil betreffende het begevingsrecht van het kerkmeesterschap over Vechmaal en Horne. Pousseur liet het over aan Nicolaas Busco terwijl Tilia, pastoor van Horne, Gillis Absolons en Walter van Hinnisdael, heren van Horne, alsook de gemeenschap van Vechmaal en Horne het overdroegen aan Arnold Stassijns. Het conflict eindigde in het voordeel van de pastoor van Vechmaal, die het recht behield het kerkmeesterschap over Horne toe te kennen.
  • Gillis de Viridi Equo volgde Pousseur, die in 1556 stierf, op tot in 1560, doch er niet bleef.
  • Thomas Boesmans volgde hem op en oefende alle pastorale functies zelf uit.
  • Jean de Vivario wordt vermeld in 1586, verbleef in Vechmaal, waar hij in 1600 stierf.
  • De Waalse priester Henri Sebastiani de Xhoris, die 8 jaar pastoor van St-Catharina in Hoei was geweest, kreeg de diensten van Vechmaal toegewezen, op voorwaarde dat hij tijdens zijn eerste jaar van zijn verblijf voldoende Vlaams zou leren. Vanaf 1 November 1600 immers werd de pastoor aan een taalexamen onderworpen. Waarschijnlijk wegens onvoldoende taalkennis, verliet deze pastoor in 1601 ons dorp.
  • J. Vivario volgde hem op en verbleef in Vechmaal tot aan zijn dood in 1606.
  • Jean Sterkendries (1606-1637).
  • Johannes Ghijsens (1637-1677) was de eerste pastoor van Vechmaal, die ons verschillende parochieregisters heeft nagelaten. Vechmaal en Horne telden toen elk 5 geboorten en 5 sterfgevallen per jaar. De parochie had ook veel te lijden van de oorlog, gevoerd door de Fransen tegen de Spanjaarden en de Hollanders (1672-1678). De pastoor had in die tijd een inkomen van 40 mud en de koster, Willem Loix kreeg 18 mud. Naast het hoofdaltaar, gewijd aan St-Martinus, was er een tweede altaar, gewijd aan O.L. Vrouw en Sinte Gertrude, waaraan een wekelijkse mis werd opgedragen.
  • Herman Horstman van Gulpen (1677-1695). Hij stichtte er in 1681 de Broederschap van de H. Rozenkrans. Tijdens dit pastoraat moest hij toezien hoe de Franse troepen in 1693 zijn kerk plunderden, de sterfteregisters vernielden of meenamen en na hun vertrek ontstond er in de omliggende dorpen de gesel van de buikloop, waaraan in Vechmaal 27 inwoners stierven.
  • Bartholomeus Horstmans (1695-1729). Kerk was in goede staat. Parochie telde 27 families en 80 communiegangers. Het was tijdens diens pastoraat dat Maximiliaan Henri de Vocht, kanunnik van Luik, de wekelijkse mis ter ere van Christus’ lijden in de kerk van Vechmaal stichtte. Hij stierf in Vechmaal in 1729.
  • André Verhoeven (1729-1749). Hij werd bijgestaan door de paters van Tongeren. De Franciscanen, wiens klooster in 1626 werd gesticht, kwamen vier keer per jaar in Vechmaal prediken en de biecht horen : de dag van de grote kermis, dit is de zondag na het patroonfeest van Sint-Martinus, op Driekoningendag, op het feest van het H. Sacrament en op de dag van de kleine kermis, de eerste zondag van juli. De Dominicanen van Tongeren, wiens klooster werd gesticht in 1644, kwamen tweemaal per jaar : de eerste zondag van de vasten en op paasmaandag. Deze pastoor stierf in 1749.
  • Jacques Moens (1749-1762). Hij liet, alvorens bezit te nemen van de kerk, deze door het volksgerecht onderzoeken, vermits ze in zeer slechte staat verkeerde. Hij verplichtte zich ertoe al de nodige herstellingen te doen. Pastoor Moens, die stierf op 30 November 1762, kreeg heel veel lof toegezwaaid van zijn opvolger.
  • Jean Chrétien Vandermeer (1762-1783). Hij werd in 1734 in Tongeren geboren, studeerde in het Latijn aan het Franciscanenklooster, liep college bij de Jezuïeten in Luik, waar hij in 1749 de eerste prijs in de redeneerkunst behaalde. Hij studeerde er ook psychologie en was primus in 1751. Ook in theologie blonk hij uit met een thesis, die hij in 1755 met succes verdedigde. Hij werd in 1756 professor in de theologie bij de reguliere kanunniken te Tongeren.
    In 1761 werd hij pastoor van Riksingen doch slechts voor één jaar, want in 1762 kwam hij naar Vechmaal waar hij 20 jaar verbleef. Onder zijn pastoraat werd in 1765 de gedurige aanbidding ingesteld voor het bisdom en voor Vechmaal op 26 mei. Hij herstelde en herbouwde gedeeltelijk de pastorij in 1772. Opschriften boven 2 toegangsdeuren tekenen de geest van zijn pastoraat : “Door samenwerking worden kleine dingen ook groot” en “Uit grote genegenheid vanwege de inwoners”.
    Later nam pastoor Vandermeer de kanunnikzetel in de collegiale kerk van Loon aan, alsmede het pastoorschap over deze parochie, niet echter zonder bij het Romeinse hof Arnold Wagemans als nieuwe pastoor van Vechmaal te hebben voorgesteld.
  • Arnold Wagemans (1783-1804). Was afkomstig van Veulen. Hij maakte de Franse revolutie mee en weigerde, samen met zijn kapelaan Winand Dumont, de eed van haat af te leggen in 1797, eed van haat jegens het Franse koningschap en van trouw aan de Republiek. Daar het hem niet meer toegelaten was zijn pastorale functies te vervullen, moest hij zich verstoppen en zelfs vluchten. Een Franciscanenpater, Lavallois, kwam elke week naar Vechmaal om er in het geheim mis te lezen en de sacramenten toe te dienen. In 1803 nam pastoor Wagemans opnieuw zijn functie op en stierf er op 5 September 1804 op 61-jarige leeftijd.
  • Arnold Delvigne (1804-1825). Was oud-pastoor aan het begijnhof van Borgloon. Hij liet de kerktoren herbouwen in 1818 en herwierf alles terug wat door de Franse revolutionairen was afgenomen. Hij stierf op 12 April 1825.
  • Gerard van Marsenille (1825-1839). Van hem hebben wij een inventaris van de inboedel van de kerk : 24 banken, 24 grote en kleine kandelaars in koper en tin en 2 klokken in de toren en een derde klok buiten de toren.
  • J. F. Massar (1839-1878). Was in 1801 in Niel-bij-St-Truiden geboren als zoon van Jan Massar en Anna Sibile Pollenus. Hij was zeer ingenomen met het onderwijs en liet in 1840 een door de gemeente gebouwd huis naast de pastorie inrichten als school. In 1841 hielden de paters Redemptoristen een grote missie in de parochie en hij liet tussen 1843 en 1848 een nieuwe kerk bouwen. Hij overleed in zijn parochie op 19 mei 1879.
  • August Wilhelm Hubert Braekers (1879-1888). Hij werd in Bree geboren op 11 November 1838 en priester gewijd in Luik in 1863. Hij was kapelaan in de Sint-Remacluskerk in Verviers en later in de Sint-Dionysiuskerk te Luik, later pastoor in Housse en kwam dan naar Vechmaal. Hij overleed er op 3 april 1888.
  • J. Boonen (1888-1898). Deze priester was afkomstig van Bocholt. Na een verblijf van 10 jaren in Vechmaal, werd hij pastoordeken van Glons (Glaaien). Tijdens zijn pastoraat werd een mooie nieuwe kruisweg geplaatst, alsook 2 beelden van het H. Hart en werden na 40 jaar de binnenmuren van de nieuwe kerk geschilderd.
  • J. Pieter d’ Huyvetter (1899-1906). Deze priester werd op 14 April 1862 te Sinte-Margriet in Oost-Vlaanderen geboren en werd in Gent priester gewijd in 1885. Datzelfde jaar werd hij coadjutor in Heers en het daaropvolgend jaar kapelaan in Hasselt tot in 1898, waarna hij pastoor van onze parochie werd. Hij was een groot en zwaarlijvig man, met zwarte tanden en een vuurrood gezicht. Hij was liefhebber van een goed glaasje wijn en een verstokte roker : hij had steeds 3 pijpen op zak, dit om beurtelings af te koelen. Deze gefortuneerde pastoor kon moeilijk zonder gezelschap, vandaar dat zijn buurman, dokter Peters dikwijls bij hem een glaasje wijn kwam drinken. Na een verblijf van 7 jaar werd hij pastoor in Kortessem waar hij op 30 December 1937 overleed.
  • J. Reinartz (1906-1921). Hij werd geboren te Schinnen in Nederlands Limburg op 14 oktober 1867 en na zijn studies in Rolduc in 1896 priester gewijd. Als kapelaan in Peer werd hij er op handen gedragen en om zijn muzikale aanleg en heerlijke stem geprezen. Hij werd in 1906 pastoor van Vechmaal en genoot al snel de sympathie van de bevolking. Hij was er de leraar van het Kruis. Onder zijn impuls kwam er in 1909 de fanfare “De katholieke Jeugd” tot stand en tijdens zijn pastoraat werd de Gildezaal gebouwd. Hij beschreef ook de oorlogsjaren in Vechmaal en door zijn toedoen kwam ook het beeld van O.L.V. van Zeven Weeën in het portaal der kerk terecht. Het ganse dorp deed hem uitgeleide toen hij in 1921 pastoor van ‘s Gravenvoeren werd en waar hij na twee jaar en een verlammende kwaal op 19 April 1923 overleed.
  • Alfons Brems (1921-1949). Hij was afkomstig van Herk-de-Stad en oud-kapelaan van de O.L.Vrouwbasiliek van Tongeren en broer van de bisschop Brems van Denemarken. Tijdens zijn pastoraat werd door Camille Piette en Arnold Dewelf de K.S.A. opgericht.
  • Bernard Keunen (1949-1969). Hij werd in Hamont geboren op 5 januari 1906, priester gewijd in Luik in 1933 en was leraar aan het St-Jan Berchmanscollege te Genk en kapelaan in Lommel vanaf 1938. Op 6 januari 1949 werd hij pastoor van Vechmaal en bleef dit tot aan zijn dood op 3 September 1966.
    Op 23 oktober werd de nieuwe grote Martinusklok ingewijd, in 1952 vierde de boerinnengilde haar 25-jarig bestaan. Onze herder paste zich wonderwel aan aan de overgang van het Latijn naar de volkstaal en een andere vernieuwing vond ook plaats : een altaar werd in het midden van het koor geplaatst, waarbij de priester met het aangezicht naar de gelovigen staat. In 1953 en in 1963 werden de laatste H. Missies gepredikt door de Paters Passionisten van Diepenbeek. Tevens werd in 1953 de huidige Calvarieberg ingezegend. Op de tweede zondag van februari 1954 werd het parochieblad “Sint-Martinusklok van Vechmaal” gesticht. Hij liet tevens de verwarming in de kerk en de pastorie aanbrengen.
    Hij maakte zich ook zeer verdienstelijk bij de jeugd en als proost van de K.S.A. vergezelde hij de jongens op kamp en kon hij hen begeesterend toespreken. Zijn laatste sermoen, dat hij hield op de zondag na 15 augustus 1966 aan de kapel van de Notre Dame de Bonsecours in Grandville (Oreye) maakte indruk op de toehoorders. In deze priester verloor Vechmaal een herder, die schitterde door zijn nederigheid, begrip, tact, mildheid, liefde en verdraagzaamheid.
  • Cornelis Joannes Petrus van den Heuvel (1966-1970). Hij werd in Tilburg, Nederland, geboren op 27 januari 1909, studeerde aan het college van het H. Kruis te Uden, trad binnen bij de Kruisheren, studeerde filosofie en theologie en werd te Nijmegen priester gewijd in 1935. In 1936 vertrok hij naar de missies in Kongo, waar hij de missie van Api stichtte en in 1947 missieoverste van Bili werd, doch vanwege de wanordelijkheden bij de onafhankelijkheid van Kongo, de missie moest verlaten. Naar zijn vaderland teruggekeerd, was hij rector in Höngen in 1961, keerde nog even terug naar de missie, doch moest om gezondheidsredenen definitief afhaken. Vanaf 1964 was hij rector te Rotem en pastoor in Neerrepen tot 1966, waarna hij op 30 oktober pastoor van Vechmaal werd. Hij wilde de parochiekerk en het heiligdom van Horne herstellen, richtte in 1969 de K.L.J. op, in 1970 de parochieraad, de kerktoren werd hersteld, doch hij kon zijn taak niet afmaken. Zijn lichaam takelde af onder zijn tropische ziekte en hij overleed op 2 November 1970 op 61 jaar in de Sint-Ursulakliniek te Herk-de-Stad.
  • Albert Braeken (1970-1987). Hij werd geboren in Meeuwen op 19 februari 1970. Deze oud-missionaris van Belgisch Kongo en Kruisheer werd in oktober 1970 de nieuwe parochieherder. Geprofest in de Orde van het H. Kruis op 28 augustus 1937. Priester gewijd op 6 augustus 1942 en overleed te Hasselt op18 oktober 2002. Nauwelijks enkele weken voor zijn overlijden werd zijn diamanten priesterfeest gevierd. Amper twee dagen later werd hij getroffen door een lichte hersenbloeding. Alhoewel de vooruitzichten op genezing gunstig waren, is dit gebeuren toch het begin van het einde geworden van zijn aardse levensfase. Zijn onmacht, zijn willen en niet meer kunnen maakten hem steeds meer en meer onrustig en ongedurig.
    Als jongste zoon is hij geboren en getogen in een groot landbouwersgezin. Toen de oorlog voorbij was en het reizen over zee weer mogelijk werd, was hij een van de eersten die naar Kongo vertrok om zieke en vermoeide medebroeders te vervangen en ze de kans te geven, om na lange en bange oorlogsjaren weer op krachten te komen. Na de aanpassing aan het tropisch klimaat, de Kongolese mensen en de nieuwe levensomstandigheden werd de missie Bondo zijn geliefd apostolaatterrein.
    Negentien jaar lang heeft hij er het beste van zichzelf gegeven. Het grootste deel van zijn missionarisleven is hij overste geweest van schillende missieposten en directeur van de scholen daar. Op die posten stond hij ook dicht bij zijn mensen en was zeer geliefd door hen. Zij noemden hem dan ook graag: “Tata wa bisu… onze vader…”.
    Na de onafhankelijkheid van Kongo raasde een storm door het land van moorden, geweld, vernederingen vooral tegen de Blanken en de elite van het Kongolese volk. Ook onze confrater is midden in die storm terechtgekomen. Ook hij heeft gevangenschap, geweld en vernederingen moeten ondergaan. Maar het meest heeft hij geleden door de marteldood van drieëntwintig van onze medebroeders terwijl hijzelf, met enkele medebroeders is kunnen bevrijd worden en gehavend doch veilig naar hui is kunnen terugkomen. Dat alles heeft diepe sporen bij hem nagelaten en hij moest er dikwijls over vertellen; dat hielp hem om het trauma dragelijk te maken en er mee te kunnen leven.
    Omdat het niet goed voor hem was om naar zijn geliefde Kongo terug te keren, heeft hij zijn diensten aangeboden aan het bisdom Hasselt. Hij werd pastoor benoemd in het landelijke dorpje Vechmaal. Hier herkende hij veel uit zijn kind- en jeugdjaren thuis op de boerderij en was vlug ingeburgerd in zijn nieuw werkterrein. Voor parochianen was hij algauw de geliefde herder, door zijn minzaamheid, de stille aanwezige die zich niet ode voorgrond drong. Hij is daar meer dan zeventien jaren de dienaar Gods geweest.
    Toen zijn toegewijde huishoudster ziek werd en in het rusthuis werd opgenomen is hij ook op rust gegaan. Niet voor lang echter want de gemeenschap van Achel koos hem tot prior. Toen stak een nieuwe storm op. Eind de jaren tachtig werd besloten door de hogere overheid het klooster van Achel op te heffen. Een pijnlijk gebeuren voor hem en allen die erbij betrokken waren en hij moest weer verhuizen. Hij koos toen het klooster van Hasselt als zijn verblijfplaats. Daar heeft hij nog meer dan tien jaar van een rustige oude dag kunnen genieten

 

Vrij naar de voornaamste bron : “Het dorpsverleden van Vechmaal” door A. Dewelf, C. Wijnen, J. Kelkeneers, L. Dullaers.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *