Hoe was het vroeger (Water – WC)

Hoe was het vroeger?

In ons verhaal over toestanden in huis tijdens de periode onmiddellijk vóór de 2de wereldoorlog hadden we al aandacht voor het ontbreken van elektriciteit met gevolgen voor licht en sommige toestellen, zoals radio en TV. Maar er ontbrak nog veel meer.

Water
Van kraantjeswater was er geen sprake. Ook drinkbaar pompwater ontbrak. We hadden wel een put en een pomp, maar die speelde het niet klaar om het water uit de diepte naar boven te halen. We haalden dus dagelijks 2 emmers water bij de achterburen. Hun tuin grensde aan de onze en voor hun huis stond een krachtige pomp. Dat water was fris en heerlijk om te drinken.
In sommige dorpen bestonden gemeenschappelijke dorpspompen; er zijn er die nog overleven als monument.
Regenwater hadden we in overvloed. Het diende om “de was” te doen en om te schrobben, inbegrepen de kinderen, tijdens de wekelijkse wasbeurt in een zinken waskuip.
Het wassen van lakens en linnen was een hele karwei. De installatie stond in de kelder. Eerst moesten de emmers water langs een steil en smal trapje naar beneden worden gebracht (en na de was weer naar boven)  Dat water werd heet gestookt in een fornuis, vooraleer het linnen er in werd geworpen en een tijdlang kon sudderen. Vervolgens werd dat linnen in de wasmachine gebracht waar de eigenlijke wasbeurt gebeurde: een houten toestel met uitsteeksels (als de uier van een koe) schudde alles door elkaar, een houten arm deed door middel van een paar kamwielen die “uier” heen en weer draaien. Na spoeling moest die natte boel nog uitgewrongen; aanvankelijk met de handen, later kwam er een wringer bij. Nu volgde het drogen aan een waslijn of het bleken op een grasperkje. Strijken beëindigde de karwei.

De WC
De titel past niet bij het onderwerp (of beter het voorwerp) dat ik nu beschrijf. W staat voor “water”, dat de uitwerpselen wegspoelt. Er kwam geen water bij te pas.

De kleine boodschap
Ik woonde in een schoolhuis. Aan het einde van de speelplaats stond een klein gebouw met 2 gemakken voor de meisjes, 2 voor de jongens en een groter voor de onderwijzer en zijn gezin. Voor de jongens was er bovendien een urinoir (pissijn). We maakten zelden gebruik van die urinoirs want we moesten dan de speelplaats oversteken en we vonden gewoonlijk wel een plaatske dichterbij in de vrije natuur, waar we ongestoord de aarde met vloeibare meststof konden verrijken. In de winter, als er sneeuw lag, konden we daar ook plezierig onze naam in de sneeuw schrijven.  Meisjes en vrouwen waren niet zo vrijpostig, maar oudere vrouwen die in de tuin aan het werken waren, namen het ook niet zo nauw. Ze hurkten een beetje, lichtten hun lange rok wat op en zetten de sluis open. Het was niet uitgesloten dat er een straaltje in hun klomp terecht kwam.  Voor nachtelijk gebruik stond een potje onder het bed.

De grote boodschap
De grote boodschap werd bij de meeste inwoners gedaan in een “huiske”. Op onze speelplaats stonden er dus 5 verenigd in een klein gebouw, waarvan de achterkant verblijf bood aan kippen en een paar zwijnen.  Die gemakken voor de jongens en de meisjes waren klein en ook de deuren waren maar halve deuren. Onder de deur waren de voeten te zien van wie bezig was en zijn hoofd was bovenaan ook zichtbaar als hij rechtstond. De inrichting was erg primitief: een bakstenen zitplaats met een plank erop, met een ronde opening en afsluitende deksel. Een pot ving op en leverde de inhoud van een sterfput, die af en toe leeggeschept moest worden en zijn brij als mest leverde in de tuin. Genoeglijk was anders! Stel je voor, dat je daar naar toe moest in de winter, in het donker, door de modder of de sneeuw, naar een koude plank, naar een opening waar de wind opwaaide.  Toiletpapier was er niet. Vader knipte de kranten in een afgemeten bladen, die aan een haak ter beschikking hingen.


Emiel Lavigne maart 2016 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *