Sitemap
HEERS EN ZIJN 12 KERKDORPEN
Geschiedenis, anecdotes, verhalen en famliliefoto’s over Heers en zijn deelgemeenten
U bevindt zich hier:
Gemeenten
Informatie
Nieuws uit Heers
- (nen) duur: een stier- aa of aet: oud - aazebejer : aardbei (elders ook jaadbejere)- amberaas: zorgen - aofgang : diarrhee- arties : veearts - azebjeer: aardbei - baas: mand - balveurnk: (oude jutezak, dient als) voorschoot- bedwaesemd : ruit is aangeslagen- beesj : noordenwind (fel beis, kaa weind)- beklappen : kwaad spreken over - bèrvuts: blootvoets- bescheir (moaken) : drukte (maken)- beslaog: beroerte- bessem: bezem - beuking : gerookte haring- beussel : bussel, bos (bloemen)- bielen: blaffen (van een hond)- bisteren : beitsen- bjojvet, biejeweg : bedevaart- blown: merel - boekesekoeken : pannenkoeken- boeteman: om kinderen schrik te jagen- boev ('nne boev jetten): brokje (eten)- bojem: bodem - bosselsneijer : zoe gestrant as enne bosselsneijer- broekscheiter: bangerik- brout: brood - bruistig: bronstig (loops)- buuk: boeken- compot of prut : appelmoes- daoghuur : dagloon- daugter: dochter - daus : doos- daut: dood - deiren : durven- dèren: durven - deudsbieltje : doodsprentje- devown: duiver - dikkemam: grootmoeder - dikkepa: grootvader- djaajd: aarde - djanter, helse djanter : helse duivel- djeuzen : afloop van dak zonder goot- djoanehoag : meidoornhaag- donderroei : donderafleider- dreiechtig : duizelig- drek : dadelijk- dreup : druppel- dummen : tepels van koe- dzjat: tas - eintjige: enige - erm: arm - fabries : bakkebaard- feinkelhoat : stoofhout- fiezelen : fluisteren- fletsen: vleien - foetgoan: weggaan- geboere : buurt- gestrant : stout- grène: graan - griensen: wenen - gruun: groen - haas(te) : handschoen(en)- haosewei : stuk braakliggend grond - heulentejer : vlier, soort haag (struik) - himskneupke: hemdsknoopje - hinger: ginds - hoemelen: : iets aan het uitspoken- howesdoek : opneemdoek- huijt: hoofd - jalper: aardappel - kalbas : boekentas- keind: kind - keingermoag : kindermeid- kenjoelenhoag : snelzeiker- kernoefel : anjer- kerreget ekster - kersjeiren : vrijen- kestel: - kapmes, houstel- kjolder: kelder- kjolderkoewt: keldergat - kjoos: kers - klitteklatten : soort bloem - koewt: gat - krapul: smeerlap- kreel - baksteen- krejewaogel: kruiwagen - krek: juist- kretsen: krabben - kretske : lucifer- krienekroan: kraanvogel- kroezel (rooj kroezel): (rode) bes - krosjeteren : borduren, haken- kroten (Mechelen): bieten
- kuillsteukke: peren soort - kurre: big (jong varken)- kwetter: kater - lammerstat : sering - lanterfanten: treuzelen : - latjaan: lantaarn - laug : lucht - launkat spelen: verstoppertje spelen- leumeren = luimeren (van een vuur)- lijs: les - luipig: loops - luiter : overschot aan op- en afwaswater- mam of mooijer: moeder - maus: muis- mauws: modder - mauwsplauwt: spatbord - meike : bosje bloemen- meis: mest - meis: mis (kerkdienst)- mèt enne mauj klitsen : knikkeren - metske: meisje - mieremet: mier - milant: midden - moal: zak van jas- moch: meid - muis: mus - nafbak - benzinetank- noasstond: avondeten - paltoo: jas- pautestoemp: wortelstamppot- pauwt : meter- peetje: peter - piepel : vlinder- piepelgek: stapelgek : - piering: pier (regenworm) - pies: urine - pios: houweel - pitser : drukknoopje- pjaad: paard - plaffetuur : vensterluik- plak: plaats - plastron, cravat : das- ploaster : pleister- poalen : (erwten) peulen- préjekelaus: gevaarlijk - prowsweurm: meikever - prut of compot : appelmoes- rammelkèr: oude kar- rauws: roos - rebjade: bieten- reink: ring - ruisten: rusten - schaul: schuur - schaulen: schuilen - sitskèr: zijspan- skotelvod : schoteldoek- slek: slak - sloeker: slokop - snaps: jenever - snelzeiker: vrouwenbroek (vroeger)- soade: deken- strikken: breien- strikken: breien - stroatbrats: straatloper - stroespiere:- strohalm- strowt: gulzigaard ook keel- tattepoem: appelflap- téjn: teen - teleur, teljoor : bord- toert : taart- toffel: tafel - trakaus: trektang - tsjaffelen: trappelen - tuf: moto - vaaes : hiel- van moe: vanwaar - vanvères: van ver- vassen: hielen - veroast: vernield- vijs: vis - vjaas: vaars- vjos: vers (van groenten)- vraulievello : damesfiets- vrotzekske: slokop- webs: flauw eten- weef: weduwe - weeps: wesp - weindmeule : windmolen- wermes, wermesstof: hof, tuin- wézevrouw: vroedvrouw - wijnter: winter - zaug: zeug - zoan: slagroom - zukken: zoeken - zwelverke : zwaluw- zwoag : vel (boord) van spek
©GvSw2002-2020
Disclamer
Contact
Medewerkers-auteurs