Over twee rasechte schurken uit Vechmaal

Over twee rasechte schurken uit Vechmaal

In het begin van de 18e eeuw werd het zuiden van Limburg geplaagd door allerhande diefstallen, gaande van hout, kleding, schapen, koeien en noem maar op. In 1720 vond de Hoge Justitie van Tongeren het welletjes en op 12 April van dat jaar werd een zekere Gilis Moers voor het eerst over deze feiten ondervraagd.
Deze Gilis Moers werd omstreeks 1686 in Vechmaal geboren en het bleek echt geen kerel om zonder handschoenen aan te pakken. Hij bekende wel enkele kleinere diefstallen, maar legde de schuld meestal bij zijn kompaan Jan Houbrix. De Tongerse schepenbank was van oordeel dat Moers tal van feiten verzweeg en verwees hem naar de tortuur of de pijnbank. Dit gebeurde in de Sacktoren te Tongeren, waar hij met de armen achterwaarts aan een katrol werd opgetrokken en uiteindelijk tot volledige bekentenissen overging. Het stelen van een koe
Moers gaf toe dat hij een kromme haak had waarmee hij sloten kon openen. Hij had Houbrix geholpen bij een inbraak in de Tongerse Kruisstraat waar een paar hammen en ander vlees gestolen werd. Hij bedreigde ook een zekere Poilvache met de dood. Hij bleef er echter bij dat het Houbrix was die bij Clatshouwer door de deur schoot en er de vensters stuk sloeg. Hij bekende ook nog een hele waslijst kleinere diefstallen.
Op 29 augustus 1726 was het onderzoek pas afgerond en belandde Moers in de gevangenis, terwijl er tegen Houbrix een aanhoudingsbevel werd uitgevaardigd. Ook hij was afkomstig van Vechmaal en leek het brein te zijn van het tweetal. Meestal kwamen beiden samen in mergelkuilen van Vechmaal en vandaar trokken zij dan op strooptocht. Eens slachtte Houbrix ergens in de weide te Vechmaal een koe van een zekere Bosch. Het vel van de koe draaide hij rond zich en de bloedende kop plaatste hij op zijn hoofd. Zo ging hij dan spoken aan de woning van zijn kameraad Moers.

Houbrix, die in wandeling Peerlere Jan genoemd werd, woonde eerst te Boeshoven bij Borgloon en daarna in Guigoven, waar hij inwoonde bij de weduwe Catharina Vanheer. Op Vastenavond huwde hij te Guigoven met de dochter van Peter Nijs, die de echtgenoot was van de plaatselijke wijsvrouw. Samen met Moers bezocht Houbrix geregeld heel wat herbergen, onder andere bij de weduwe van de schout te Guigoven en bij de Dicke Marie in het dorp. Zij gingen ook dikwijls kaartspelen bij Cornelis in Vechmaal.
Toen de Tongerse justitie naar Guigoven kwam om Houbrix te arresteren bleek dat de vogel was gaan vliegen. Hij had tijdig lont geroken en nam dienst in het leger, waar hij diende in het regiment van generaal Keppel onder kapitein Guno. Daar deed hij het ook al niet te best, want later onderzoek bracht aan het licht dat hij in Maastricht als gevangene in de Sint-Pieterstoren belandde. Vermoedelijk was zijn verblijf aldaar van korte duur, daar hij in 1728 weer in Tongeren opdook. De schepenen waren hem echter nog niet vergeten en amper binnen de stadsmuren of hij werd weer ingerekend. Houbrix werd danig op de rooster gelegd en bekende uiteindelijk de inbraak bij Andries Motmans te Guigoven, die hij samen met drie anderen pleegde. Andries Motmans had ooit tegen hem gezegd dat ze bajesklanten als hij best konden missen in Guigoven.
Het tweetal Moers-Houbrix stal ook nog vijf stokvissen van een viskar te Guigoven. In het kasteel van Widooie stalen zij vis en enkele kippen. Houbrix stal ook in Koninksem het geld van Jan Jonas zo ‘n 8 gulden. Hij was binnengeraakt via de stal waar de knecht sliep en sneed daar de broek af die deze daar aan een balk had opgehangen. Uit de woning van Peter de Wen Op die Beeck te Guigoven stal hij een paar schoenen en enkele kledingstukken. In Horpmaal werden drie ganzen meegenomen en te Opleeuw werden twee herenhemden ontvreemd. Ook bij Cloes Knuecks in Guigoven werden er op een zondag allerhande kledingstukken gestolen.
Het werd uiteindelijk een enorme lijst van diefstallen, veel te lang om allen op te sommen. Jan Houbrix werd op 6 juli 1728 door de schepenbank van Tongeren veroordeeld om gehangen te worden op de Galgenberg. Het lichaam diende tot zonsondergang te blijven hangen, dit alle dieven, straetschenders en quaetdoenders ter exempel. Het vonnis werd twee dagen later reeds voltrokken. Wat er met Gillis Moers gebeurde is bedekt door de nevelen des tijds. Vermoedelijk kreeg hij een lange gevangenisstraf, want van een terechtstelling hebben wij geen enkel spoor gevonden in de procesbundels.

Bron : Strafregisters op het stadsarchief van Tongeren. Jo Gilissen. Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap Tongeren
Jaargang 17 – 15 maart 2003. Met dank aan Camille Wijnen en ons ter hand gesteld door Arnold Dewelf.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *