WO I in de 3 Moren parochie

WO I in de drie Moren parochie

Aan de hand van een vragenlijst werden de pastoors , door het bisdom verzocht, om een verslag te schrijven over hetgeen tijdens de Eerste Wereldoorlog in hun parochie was voorgevallen. ( Deze vragenlijst kan bekeken worden door op de link te klikken.)  Sommige pastoors hielden zich nauwgezet aan de nummering terwijl anderen er een vloeiende tekst van maakten.

Hierna werd dit verslag letterlijk weergegeven, vandaar ook het gebruik van de oude spelling.


Bouwstoffen betrekkelijk de geschiedenis der Kerk van België gedurende den grooten oorlog.
Gutschoven. Dekenij: Borgloon

1. Provincie Limburg.  Arrondissement: Tongeren. Canton: Borgloon. Gemeente: Gutschoven.
Dekenij: Borgloon.
Gelegen op den staatsweg: Borgloon-Borgwerm.

2. Hier zooals elders zijn door het Belgisch Leger allerhande opeischingen gedaan: paarden, runders, strooi, enz. voor de bezetting van Luik. De inwoners hebben dit met iever uitgevoerd.

3. De soldaten opgeroepen voor den dienst, zijn vertrokken in de meening dat het niet ernstig was betrekkelijk den oorlog. Er zijn geene echte vrijwilligers geweest; één dienstplichtige van 1914 is de grens van Holland overgetrokken in Januari 1915, toen de streek reeds door de vijanden was bezet.

4. In de eerste dagen van den oorlog vóór de aankomst der duitsche soldaten, waren de menschen nogal kalm. Doch bij den doortocht der legers, werden zij met vrees bevangen en vroegen mij ’s avonds in de kerk te bidden, hetgeen ik graag inwilligde. Wij baden het Roozenhoedje met de Litanie van Alle Heiligen. Dit heeft eenige maanden geduurd. Welhaast bleven de bejaarde menschen achter en dewijl het voor de jonkheid ’s avonds op straat niet veel deugt, heb ik de aanwezigen verzocht ’t huis te bidden.
De H. Mis werd in het begin ook beter bijgewoond. Het naderen tot de H.H. Sacramenten nam merkelijk toe, meestal onder de vrouwen; ook de dagelijksche Communie van eenige nieuwelingen, vrouwen van soldaten, doch deze zijn meestal later achtergebleven.

5. Den 6, 7 en 9 Augustus worden zwervende Ulhanen opgemerkt. Zij worden opgezocht door onze soldaten, carabiniers per velo en lanciers.
Zondag 9 Augustus worden twee Ulhanen door de kogels van belgische carabiniers getroffen, de ééne aan den voet, de andere in den rug aan de nieren. Zij liggen op de graanschoven in het veld en de inwoners brengen hun te drinken terwijl andere duitschers van verre alles afloeren.
Volgens mijnen raad worden zij voorzichtig vervoerd op eene kar naar het kasteel van den Heer Burggraaf Desmaisières te Heers waar eene verzorgplaats voor gekwetsten was opgericht.
Dezen namiddag trokken vele duitsche soldaten langs de steenwegen van Luik en Tongeren naar St. Truiden. Rond den avond kwam een klein getal langs Gutschoven naar Heers.
Maandag 10 Augustus komt eene bende duitschers het dorp ingevallen om eetwaren op te doen. Bij de menschen hebben zij opgeeischt: brood, vleesch, bier, wijn, waarvoor zij erkentenissen gaven, ofwel betaalden. Overal drongen zij binnen, de revolver in de hand. S’ avonds loopt het gerucht dat de duitschers langs Borgloon op den Bolderberg liggende, er misschien een bodsing zal plaats hebben. Vele menschen hebben in de kelders vernacht. ‘S morgens vernemen wij dat zij op Tongeren zijn verdwenen.
Den 12 en 13 Augustus hooren wij het kanongebulder te Luik op de versterkingen; duitsche soldaten trekken heen en weer.
Den 14 Augustus ’s morgens onder de H. Mis trekt eene groote menigte duitsche soldaten van Borgloon op Heers. De menschen hebben groote vrees. De vaderlansche vlag wappert nog op den kerktoren. Dit hindert den vijand. Rond zeven ure na de H. Mis komen eenige soldaten op de kerk af. Een luitenant van drie soldaten vergezeld, komt, revolver in de hand, de kerk binnen. Vrouwen en kinderen beginnen te weenen en te kermen.  De luitenant zich tot den Pastoor richtende, vergt dat de vlag ingetrokken worde. Hij vraagt zelf in geradbraakt fransch waarom de vlag uitsteekt, waarop hem wordt geantwoord: “Parce que nous sommes en Belgique.” Toen de vlag ingetrokken was, steeg de duitsche held te paard, en zich tot den toren wendende, schelde hij: “Si vous osez le remettre, je ferai casser tout.”
‘S avonds hebben vier oversten per auto in het dorp opeischingen gedaan, onder anderen van wijn.
De 15 Augustus, doortocht van duitsche soldaten doch zij schijnen mismoedig.
Den  18 Augustus worden ongeveer 3.000 duitschers bij de inwoners ingekwartierd; meestal evangelisten, eenige katholieken. De paarden staan in de weiden. De soldaten slapen meestal in schuren en stallen op strooi, de officiers in de kamers op bedden. De soldaten hebben zich nogal goed gedragen; over dag stroopen eenigen lings en rechts. Zij vragen naar Paris. De menschen hebben medelijden met de arme snullen.
‘S morgens 19 Augustus om 5 ure trekken zij op Groot-Gelmen. Dien dag hebben verschillige boeren moeten varen: ’s avonds vertrokken, zijn zij den 20 Augustus om 11 ure terug. Zij zijn tot Neerwinden geweest.
Aan de gebouwen is geene schade geschied. Hier en daar hebben zij droog hout gestolen voor de keuken. Ook hebben zij veldvruchten opgeeischt om hunne paarden te voeden, ofwel eenvoudig geplunderd. Zij gaven ook erkentenissen of betaalden.

7. Belastingen zijn niet gevraagd; gijzelaars ook niet, omdat om de verzorging der twee getroffen soldaten, wij bij de duitschers den naam van goede lui hadden. Verder is er niets merkweerdig geschied.

9. c) De jaarlijksche Sacrament- en andere processie hebben niet plaats gehad; de kruis-processiën wel.

d) Eens de vrees der Duitschers geweken, is het bijwonen der goddelijke diensten bijna op den gewonen toestand teruggekomen. De diensten voor de slachtoffers van  den oorlog  werden doorgaans goed bijgewoond, alhoewel op het laatste minder dan op het begin. Het naderen tot de HH. Sacramenten had buitengewoon toegenomen, zooals overal, meestal onder de vrouwspersonen en naderhand is het getal wel verminderd, toch is de toestand beter gebleven als te voren. Gelijk overal heeft men hier ook landbouwers aangetroffen, die voor hunne medeburgers geen overschot hadden, maar wel voor de woekeraars, aan dewelken zij aan de hoogste prijzen konnen verkoopen. Het zou te verwonderen zijn, indien in zulks geval door minder hebbenden, niet werd gestolen. Nogtans dient erbij gevoegd dat deze diefstallen niet zooveel uit nood voortkwamen als wel uit afgunstige winstbetrachting.

Op het einde van den oorlog hadden zich eenige ontaarde jongelingen, wier plaats bij het leger was, aan het geldspelen overgegeven. Het ergste is, dat de woekerij en diefte gepleegd worden onder valsche voorwendsels, die het geweten inslapen en voor alle vermaningen doof maken. Is het getal dergenen, die de woekerprijzen niet hebben nagejaagd, klein, velen nogtans hebben in de mate hunner vermogens, hunnen noodlijdenden evenmensch bijgestaan. Voor het overige zijn er geene buitensporigheden geweest.

h) In het begin heeft de Burgemeester broodgraan opgeeischt van de landbouwers om de inwoners, die er ontbeerden, ter hulp te komen. Vervolgens is het voedings- en hulpcomiteit in voege getreden, met uitdeelingen van allerhande eetwaren, en soms kleedingstukken.
Vanaf Augustus 1916 tot Maart 1917, werkte het Nederlansch Comiteit voor de bevoorrading der belgische grens-gemeenten: sectie Luik. Ook werden van 2 Nov. 1916 tot einde des jaars zoolang er te krijgen waren, mosselen aan de inwoners verkocht. Deze twee inrichtingen bestonden op de pastorij en hadden aan hun hoofd voor Heers en omliggende dorpen den H. Paul François, leermeester op het kasteel van Heers.
In het dorp heeft geen groote nood geheerscht, tenzij in eenige gevallen voor den oogst van 1918. i) Boeten werden er niet geslagen, tenzij op nalatige boeren, voor niet levering of ontdekking van opgeeischte waren. De opeischingen van paarden, runders, hooi, boomen, koper, enz. zijn hier zooals elders geschied.

10. Van de gemeente waren elf (1) jongelingen dienstplichtig en werden opgeroepen bij het uitbreken van den oorlog. De vijf eersten zijn krijgsgevangenen geweest in Duitschland. De vier eersten werden gevangen genomen te Luik, de vijfde werd gekwetst aan Antwerpen en verzorgd in een hospitaal van Brussel.
De eerste is in Duitschland, te Munster-Lager de 31 Maart 1916 gestorven.
N° 5 en 6 zijn van Antwerpen in Holland gevlucht bij inneming der stad, en geïnterneerd. Na den uitroep van den wapenstilstand zijn zij teruggekomen.
N° 7 is gesneuveld te Aarschot den 19 Aug. 1914. De overige zijn aan den Uzer geweest en teruggekeerd.
N° 9 is vier maal gekwetst en heeft twee onderscheidingen bekomen.
N° 12 is, zooals reeds gezegd is, dienstplichtig van 1914, en over de grens van Holland naar het leger gegaan in Januari 1915. Hij is ook gekwetst geweest.

1 Lux Joseph 7 Devisé Martinus
 2 Cillis Lambert8 Rossillon Amedeus
 3 Walewijns Juliaan 9 Ory Joseph
 4 Graindourze Arthur10 Pirard Simon
 5 Knapen Hendrik11 Reinaers Jan
5 Marschal Joseph 12 Reinaers Joseph.
 6 Wijnants Lambert 

           Geboortens  Sterfgevallen
1913         8                 6
1914         7                 7
1915         5                 3
1916         6                 5
1917         9                 3
1918         3                 5

11. In 1918 kwamen twee duitsche soldaten om de klokken op te nemen. De torendeur was gesloten. Daarom kwamen zij den sleutel bij den pastoor vragen en deze weigerde hem te geven en betuigde zijne verontwaardiging voor zulke handelwijze. De soldaten verontschuldigden zich en voegden erbij dat zij in geval van weigering de deur zouden moeten openen. Dan heeft de Pastoor den sleutel laten nemen en eene protestatie afgegeven.

12. Tijdens de bezetting heeft het Dorp geene inkwartiering van duitsche soldaten gehad, tenzij in 1918. Toen werd tusschen Horpmael, Vechmael en Wouteringen, een oefeningsplein ingesteld.
In Januari, op de eerste dagen is er een zeker getal acht dagen gebleven. Zij zijn dan verplaatst naar Bommershoven. Den 19 Juni kwamen anderen, één honderdtal ongeveer. Deze waren echte stroopers. Zelfs ’s nachts trokken zij uit op buit, niet alleen om klaver voor hunne paarden, maar zelfs om dieren die afgemaakt werden voor de keuken. Over dag stolen zij fruit en legumen in de hoven en aardappelen in het veld.
Zij bleven tot 9 Juli, eenigen achterlatende met de spaansche grip aangedaan, die naderhand vertrokken. Den 11 October kwamen wederom anderen, die bleven tot 2 November.
In October kwamen hier vele vluchteling van de omstreken van Rijssel, enz. voorbij, meestal ouderlingen, vrouwen en kinderen, in eenen ellendigen staat, door de boeren der streek op karren en wagens met hun reisgoed vervoerd.
Den 30 October werden hier 200 ongeveer aangebracht uit de streken van Dowaai, Bapaumes en omliggende.  Zij werden gehuisvest in het schoollokaal, in ledigstaande vertrekken en bij de inwoners. Deze lieden behoorende tot de werkers-klasse, waren voorzeker beklagenswaardig. Zij hadden juist het noodzakelijke om zich te behelpen. Eenigen waren nog zeer godsdienstig doch de meesten hadden den weg der kerk vergeten, vooral de mannen. Zij verontschuldigden zich door het gebrek aan gepaste kleederen. Den 3 Nov. werden eenigen verplaatst naar Gothem. De laatsten keerden terug naar Frankrijk den l en December.

13. De 15 November kwamen de terugtrekkende duitsche soldaten om te vernachten. Alle dagen volgden zich anderen op tot 23 November. Het geleek aan eene schandige vlucht. Zij waren niet meer de fiere krijgers van 1914; ontmoedigd, afgemat, slordig, ontbonden doch stelen, plunderen hadden zij nog niet ontleerd, vooral in voedsel voor de paarden.
Reeds wapperde de belgische driekleur op den kerktoren.

14. Belgische soldaten, ééne krijgsbende van het geniekorps, kwamen den 25 November om te vernachten. Zij werden door de bevolking met vreugde ontvangen. De klokken werden geluid om hen te verwelkommen.
Op 6 December, werd de laatste der achtereenvolgende eerste vrijdag ter eere het H. Hart, nogmaals door een groot getal communien gevierd. De eerwaarde Pater wekte in zijne aanspraak de geloovigen op tot dankbaarheid voor de bekomene bevrijding en zegepraal, zoo ook het feest der Onbevlekte Ontvangenis, dag der vernieuwing der toewijding van het Vaderland aan het H. Hart van Jesus. Deze plechtigheid was als de bekroning der toewijding van de afzonderlijke huisgezinnen aan het H. Hart.

(1) Aanvankelijk stond hier : 12, dat verbeterd werd tot : 11. Maar eigenlijk bevat de lijst 13 namen. Ook verder bestaat hierover verwarring.

Zie ook “Inkwartiering van Duitse soldaten” 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *