WO II herinneringen

Herinneringen aan WOII van een 65-jarige

 Nu 65 in maart 2003 betekent 6 jaar oud in 1944. Omdat ik in 1998 het graf bezocht van de Amerikaanse soldaat op wiens knieën ik destijds speelde en bij dat bezoek een journalist van The Cincinnati Post mijn herinneringen acteerde en neerschreef in een artikel in die krant, uitgegeven op meer dan 100.000 exemplaren, ben ik nog verder gaan putten in mijn herinneringen, die weliswaar vaag zijn maar waarbij er toch enkel “highlights” te voorschijn komen.

Gutschoven was toen een klein landbouwdorpje waar het gros van het oorlogsgewoel aan voorbijgegaan was, tenzij wat we hoorden van mitrailleurbeschietingen op de Grote Steenweg te Heers-Dorp, of een ver kanongebulder.
Thuis achter de tuin in de weide van Dumont had papa een schuilkelder gegraven met daarop balken en een dikke laag mutsaarden als bedekking, dit voor het geval dat thuis ook eens beschietingen de boel zouden onveilig maken. De geburen hebben dat ook gedaan.
De ramen van onze 3-Morenkerk waren met zwarte stof afgeschermd en ik herinner me nog flarden die in de hoeken nog lange jaren waren blijven zitten.
Ook waren wij als knapen op verkenning in de beemden soms een bekende dorpeling tegengekomen die, om zich te onttrekken aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland, vaak in de open natuur vertoefde.
In de lucht kwamen zwermen geallieerde bommenwerpers met een onheilspellend gegrom van de motoren zowel dag als nacht overgevlogen.
In Heks op “de Ster” in het bos aan het kasteel stonden Duitse luchtafweerbatterijen en de daarbij behorende “phares” of lichtprojectoren, waarvan de lichtbundels de nachtelijke hemel doorkliefden.
Het meest typische waren soms bijkomende brandstofreservoirs van vliegtuigen die gelost werden en dan zig-zaggend brandend aan de blauwe lucht te zien waren.
Toen Safraanberg afgebrand is hebben wij de vuurgloed duidelijk gezien in de Noord-Westelijke nachtelijke hemel. De nabijheid van Brustem was ook een bron van veel vliegtuigkabaal.
Bij het vrijkomen van dorpelingenkrijgsgevangenen na de oorlog werd er fel gefeest bij het onthaal en werden de Belgische vlaggen ontplooid. Wij luisterden vol ontzag naar de verhalen van vele jaren dwangarbeid en verblijf in Duitsland.
Bij de bevrijding heeft Jean Marchal en enkele helpers een bevrijdingsstoet door het dorp laten trekken met 3 boerenwagens met paarden en waarop de jeugd plaatsgenomen had, in allerlei disparate legerplunjes en uiteraard werd een stropop van Hitler openbaar verbrand op het Dorpsplein. Een dorpeling met een accordeon, zijn naam is me ontsnapt”, speelde weliswaar vals de Brabançonne en “It’s a long way, to Tipporary”, een populair muziekje en liedje in die dagen.

Wat echter de meeste indruk gemaakt heeft in mijn kindergeheugen is de inkwartiering kort na de bevrijding van een Amerikaans legeronderdeel in ons dorp. De “kersenweide” achter het huidige Wijngaardhof, met kersenbomen met dikke kruinen, bood een uitstekende camouflage voor de activiteiten van een Amerikaanse logistieke eenheid met veel voertuigen die er aan- en afreden. De grote schuur van de hoeve Steenebrugghe, die toen niet voor de landbouw gebruikt werd, was een atelier en ik heb jarenlang met ontzag gekeken naar een grote verlichtingslamp die de hele bedoening nog jarenlang nadien kon verlichten. Ik herinner me niet of de voertuigen er verbouwd werden of het eenvoudig een goed verstoken opslagplaats was, vooral onder die hectaren bomen. De nabijheid van de M.S.R. of “Main Service Road”, of aanvoerroute tussen de Antwerpse haven en de “Battle of the Bulge” of Ardennenoffensief en tegenoffensief van de Duitsers lijkt wel een reden geweest te zijn van die inkwartiering. Bij de dorpelingen waren de soldaten ingedeeld in de huizen. Thuis was dat op twee van de 4 slaapkamers en in de “voorste goede plaats”, zoals het salonnetje genoemd werd. Zij sliepen op groene harde matrassen op de grond, met daar rond hun kidbag en hun persoonlijke dingen. In de “grote goei plaats” of de voordien enkel met kermis gebruikte eetkamer brandde ’s avonds de “feu-continu” of nooit uitdovende goede grote kachel en daar rond zaten papa, mama, wij met ons vieren en het tiental Amerikanen die op dat ogenblik niet van dienst waren. Ik herinner me Kerstmis 1944, met Amerikaanse kalkoen en door mama gebakken frieten, gevolgd door leger-ijskreem-taart, zoals wij als jonge kinderen ons nooit herinnerden gegeten te hebben. De GI’s zongen Christmas-carols op de toon van een gitaar en een mandoline. Dat wij erbij waren gaf hen een warm home-gevoel dat ze zo erg misten.
Op “het Tennef”, het pleintje voor de pastorie stonden grote tenten waar de Amerikaanse koks het eten voor de eenheid klaarmaakten. Voorraden lagen thuis in de grote remise. Aan de gevels van de huizen van de huidige Wijngaardstraat stonden grote houten tafels opgesteld waarop de soldaten hun gamellen leeg aten. Wat me toen opviel was dat ze alles goed zelf opruimden. Op een keer was er een eenheid Belgische soldaten op doortocht en die kregen er kip met puree voorgeschoteld. Nadien waren de tafels vol met half afgekluifde kippenbeentjes en klotten puree overschotten. Ik herinner me dat de Amerikaanse officier de Belgische officier ferm naar zijn voeten gaf.
Vermits in onze omgeving heel wat belangrijke keukenactiviteiten waren, stond op de hoek van het schuiltje van Knaepen een dieselgenerator van elektriciteit. Ik herinner me dat de elektricien van dienst op de paal kroop en er de aansluiting maakte. Nadien kwam hij binnen de knop omdraaien om te zien of er wel degelijk elektriciteit op het net was. Zo hadden wij elektriciteit wanneer het provinciaal net er geen doorgaf en ik pochte uiteraard bij de vriendjes die het ’s avonds met kaars of “keinke” moesten hebben thuis.
Ook tochtjes met jeep en in de cabine van een dikke depaneuse blijven in mijn herinnering gegrift.
Op “’t deurp”, het plein waar de huidige Nieuwe Steenweg met de Wijngaardstraat samenloopt was aan een paal een met de hand en “weinig” gedreven sirene bevestigd. Mijn oudste broer heeft daar eens aan gedraaid en toen kwamen de soldaten in gevechtskledij aangelopen. De “saus” die hij kreeg was niet van de minsten.
Jimmy Dougherty, “den dikken Jim” (in tegenstelling tot “den mageren Jim” die er ook was), en Wesley, Albert, Donald, Odis en hoe ze ook heetten, hadden zich over ons en onze neefjes en nichtjes van thuis tegenover ontfermd. Ik heb het papiertje waarop hun adressen bij hun vertrek neergeschreven werden nog steeds in mijn bezit. Ook enkele foto’s die echter meestal niet meer duidelijk zijn omdat de “films” toen niet meer al te best waren. Ik voeg hierbij een foto van papa, mama, mijn zus Jeannine, ikzelf en enkele van onze logeerders G.I.’s. 


Toen ik in 1953, zo fier als een gieter mijn eerste schoolengels briefje kon schrijven aan “den dikken Jim”, op wiens knieën ik zo vaak speelde en van wie ik zoveel chocolate-candies gekregen had, kwam tot mijn grote verwondering een antwoord op een lange sliert krantenpapier. Jim was linotypeoperator op “the Cincinnati-Post ” en had dus zijn antwoord met die machine gezet en afgedrukt als een lange kolom “gazettentekst”.
Wij zijn een aantal jaren in contact gebleven, maar dat contact ging verloren. In 1995, bij een van de 11 internationale congressen van Kiwanis, toen te New-Orleans, die ik als clubafgevaardigde mocht meemaken, zat ik naast een Superintendent van een Highschool uit Cincinnati, Ohio, USA, en uiteraard kwamen mijn herinneringen te berde. Hij beloofde mij bij de Cincinnati Post na te vragen en te gaan zoeken op de CoolidgeStreet waar destijds “den dikken Jim” gewoond had.
Via, via kwam hij met een oud collega van Jim terecht die hem wist te vertellen dat Jimmy dood was en zijn vrouw Loïs ook, maar dat the Cincinnati Post wel in het verhaal geïnteresseerd was. Er werd afgesproken dat ik naar het Congres te Nashville 1997 zou gaan en op de terugweg het graf van Jimmy zou bezoeken. Jammer genoeg kreeg ik een maand voor de afreis hartproblemen met operatie tot gevolg. Maar uitstel was geen afstel en het jaar erna bij het Congres te Montreal ben ik daar langs geweest. Ik kreeg een onvergetelijke ontvangst door kennissen en oud-collega’s van Jimmy. Mijn vrouw Denise en ik hebben bloemen gelegd op het graf van mijn goeie vriend “den dikken Jim” en het verhaal van mijn herinneringen te Gutschoven is door honderdduizenden Amerikanen gelezen..

Zo werd een vredige dorpskern het theater van “straffe” herinneringen van een nu 65-jarige, die de pers haalden in Ohio.


Louis Leduc  9/03/2003

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *