Boterbereiding.
De boter is een ingewikkeld mengsel van vette bestanddelen of “glyceriden” : oleïne, butyrine, margarine enz. De boter zit in de melk in vorm van cellen in suspensie (d.i. cellen die ronddrijven in de melk zonder er in opgelost te worden). Deze cellen smelten samen rond de 31°-33°.Alzo opgewarmd ontbind de boter zich in twee bestanddelen ; glycerine en vette zuren. Daarom die geur van ranzige boter.
De kwaliteit van de boter hangt van de kwaliteit van de melk en haar zuiverheid af. Bereiding : de melk wordt afgeroomd hetzij door ze in rust te laten aan een temperatuur van 3° – 4° (ideaal) en zo daarna af te romen, hetzij door een afro
ommachine (vlugger) door het principe van “centrifuge” (middelpuntvliedend). Dan laat men de room ongeveer 24 uur met rust op een temperatuur van 12°-15°. Dan geschiedt het “karnen”, dat een samensmelting veroorzaakt van hogervermelde cellen. Dan wordt de boter “ontmelkt” t.t.z. van de laatste resten melk (babeurre of karnemelk) ontdaan hetzij door samendrukking, hetzij door “malaxeren” onder stromend water om ze zuiverder en homogener te maken. Daarna wordt ze in vormen gegoten, hetzij in grote blokken (industrieel), hetzij in pakjes van 250 gr. of 500 gr. in houten vormen (zie de afbeeldingen).
Het rendement van de melk in boter omgezet is voor 100 liter melk ongeveer 3,5 kg. tot 5kg. boter. Om de boter te bewaren wordt ze ofwel gesmolten ofwel gezouten : 3 à 4 % zout geeft halfgezouten boter en voor gezouten boter is dat 5 à 10 %.
Het is (was ?) verboden de naam “boter” te gebruiken, ten toon of te koop te stellen of te verkopen, in te voeren of uit te voeren onder die naam, elk product dat niet uitsluitend uit melk of uit de room van melk of uit beiden gemaakt is, met of zonder kleurstof.
In onze dorpen werd in veel “winningskes” boter gemaakt en van daaruit werd het ganse dorp bevoorraad. Elke boerderij had zijn omwonende klanten. En tijdens en nog lang na de oorlog, kwamen de stadsmensen hun boter, kaas, eieren en nog andere producten kopen in onze dorpen. Het was omwille van het tekort aan levensmiddelen in de stad, ook om gezond en goed voedsel te hebben, maar ook om grof geld aan te verdienen door het smokkelen. Menig boerenzoon verdiende er ook een dikke “zondagspree” aan.
Op de vraag van ons moeder of ze goede boter mocht eten voor de gezondheid, herinner ik me nog heel goed dan onze oude, brave dokter Gielen tegen ons mam zei : “Maarja, jet mer goei botter, ma djie “mot” (op zijn Vechmaals”) ze kretsen (dun smeren), das veul bjeter dan margarine”.
Het Industrieel proces