Beroepen die de wereld uit zijn…
De dorsers zorgden voor spektakel op de zomerse boerderijen
Opheers, een warme zomeravond , ergens midden in de jaren vijftig. In de verte klopt een ongewoon geluid dat steeds dichterbij komt : tsjoek-tsjoek… tsjoek-tsjoek…
Dit is geen gewone tractor, dit is de dorsmachine!
Op straat klinken opgewonden stemmen: morgenvroeg wordt er gedorst in de boerderij van Ernestine, vlak tegenover ons huis. Een jaarlijks weerkerend spektakel waar ik niets van wil missen…
De roze geschilderde machine wordt onder het poortgebouw gereden, de helpers trekken en sleuren, omstaanders steken een sigaretje op en geven luidkeels commentaar.
’s Morgens zijn de dorsers al voor dag en dauw op het appèl. De tractor draait, de riem wordt opgelegd, de taken worden verdeeld en mannen en vrouwen schieten aan het werk. Dit wordt een dag met de heerlijke geur van stro en tarwe, een dag vol stof en kaf en het ritmische deinen van de dorsmachine. Make Monfrère en zijn zonen Marcel en René zijn voor één dag de helden van onze straat !
Maar de tijden zijn veranderd: Armand Monfrère en zijn twee zonen zijn reeds lang overleden. De dorsmachine van vroeger heeft plaats gemaakt voor Amerikaanse pikdorsers, de machine heeft het werk van de boeren overgenomen.
Gelukkig is er nog Tilly Monfrère, de enthousiaste dochter van René. In haar gastvrij huis wachten nog twee vrouwen die het indertijd van dichtbij meemaakten : tante Simone (zus van de broers Monfrère ) en Paula Stassens uit Batsheers, die heel vaak mee boven op de dorsmachine stond.
De stoomdorsmachine
“Pa had in 1925 een kleine boerderij in Klein-Gelmen en zocht meer werk, vertelt Simone. Samen met Arthur Royer, zijn schoonbroer, kocht hij een stoomdorsmachine. Dat waren zeer grote machines die op stoom werkten
en elk jaar door een Luikse firma gecontroleerd werden. Er was immers een groot risico op ontploffing. Met die machine trok hij van de ene boerderij naar de andere. Heers, Opheers, Batsheers, Mettekoven, dat was zijn domein. In Gutschoven werkte Tjaan als dorser en in Klein-Gelmen was Jef Schoenaerts actief. De onderdelen van die stoomdorsmachine waren zeer moeilijk verkrijgbaar en dan lag het werk soms weken stil.
Daarom kocht pa al snel een Foster, een Engelse dorsmachine en een Duitse tractor van 25 PK. Die tractor was echter niet sterk genoeg en er werd een zwaardere tractor gekocht.
In 1928 verhuisde het jonge gezin naar Heers. In dat jaar kregen Simone en Marcel er een broertje bij, René. Tijdens de oorlog kwamen de mensen met karretjes naar Monfrère om hun graan te laten dorsen.
Op een bepaald moment had Armand Monfrère steeds problemen met zijn machine en zo kwam hij in contact met een dorser uit West-Vlaanderen die met een kleinere machine werkte. Na verloop van tijd werd besloten de machines te ruilen en ergens halfweg ontmoetten de twee dorsers mekaar. Eer hij vertrok, zei de lepe Westvlaming : “Als ge nog nooit gekl… werd, dan zijt ge het nu wel!” waarop Ma antwoordde : “maar gij ook!”
Er waren natuurlijk ook sluwe boeren die probeerden de prijs van zo’n dorsdag te drukken. Dorsers werden per uur betaald en Tilly herinnert zich dat haar vader vertelde over een boer die 100 minuten in één uur rekende…
Handen uit de mouwen!
Op zo’n dorsdag kwam er heel wat volk bij kijken: twee tot drie mensen in de “taas”, de schuur waar de oogst opgeborgen lag. Zij gooiden de schoven naar boven op de dorsmachine. Dan stonden er twee mensen boven op de machine : iemand om de koorden rond de schoven over te snijden, iemand om de machine te “voeren”. Onderaan vingen twee mensen het graan op in jute zakken die in een andere schuur opgestapeld werden.
Paula Stassens ging vaak helpen wanneer er gedorst werd. “Meestal stond ik boven op de machine om de koorden rond de schoven over te snijden. Naast mij stond iemand die dan het stro vervolgens in de machine schoof. Ik deed dit niet zo graag omdat ik bang was boven op die daverende dorsmachine, maar er werd altijd plezier gemaakt. René en Marcel hadden er een handje van weg om iemand een poets te bakken en vooral de jonge vrouwen moesten het ontgelden!”
Jef Vaes werkte bij de Monfrères tijdens de zomervakanties van 1953 tot 1957.
Jef vertelt :”De avond vóór het dorsen ging ik bij de boer de dorsmachine opstellen en dorsklaar maken voor de volgende dag. De Monfrères hadden 2 ploegen : Marcel en René, fijne, gezellige mannen. Ik was altijd samen met René en als jonge gast amuseerde ik mij heel goed, René was ’n plezante maar harde werker.”
Jef geniet als hij vertelt :” Om 5u45 werd ik verwacht bij Monfrère voor het opwarmen van de tractoren: onder de tractor hing ’n bak met brandbare vloeistof, deze werd aangestoken en verwarmde de tractor. Eens genoeg verwarmd kon de tractor starten en vertrokken wij naar de boerderij.
Aan tafel!
Als wij daar tegen kwart na zes toekwamen was er al heel wat volk, ieder had zijn taak. Ik hield de machinerie in het oog zodat er niets fout liep met de tractor, de riemen of met het “voeren”. Soms werd er teveel stro in de machine gestopt en dan viel alles stil. Het waren dagen van 12 uren werken maar ik verdiende 200 BEF per dag en dat was veel in die tijd. Ik heb veel mooie herinneringen maar het fijnste was toch wel “etenstijd” bij de boeren en zeker bij de rijke boeren.
’s Morgens had de boerin al spek en eieren gebakken. En daar huisgebakken brood bij.. Het water loopt me nu nog uit de mond!
’s Middags zaten we bij de boer en de boerin aan tafel voor een uitgebreid middagmaal en in de namiddag was er dan taart en koffie.
Toen hadden de mensen nog tijd om de machine stil te leggen en te eten, ’n drupke te drinken en verhalen op te dissen…Het was ’n magnifieke tijd, ik denk er soms met weemoed aan terug” besluit Jef.
Nieuwe tijden
Marcel Monfrère had een technische knobbel en installeerde zich een heus werkhuis. Daar deed hij herstellingen en ontwikkelde hij een afzuigsysteem voor de tarwe en voor het kaf. Op die manier werden kaf en koren afzonderlijk via een buizensysteem naar de opslagruimte geloodst.
Eind jaren vijftig deden de pikdorsers hun intrede op onze graanvelden en toen haakten de Monfrères af. Zij kochten twee vrachtwagens voor bietenvervoer maar de investeringen werden te zwaar en de risico’s waren te groot voor kleine zelfstandigen.
Ondertussen was Marcel getrouwd en ingeschakeld in het fruitbedrijf van zijn vrouw,Ghislaine Stas in Kerniel. René wou niet alleen verder en sloeg een totaal andere weg in : de horeca! In 1962 begonnen René en zijn vrouw Jenny Melon een frituur-restaurant in Heers. Later konden de klanten er ook logeren, hotel Nova was geboren.
“De tijd van de dorsmachine was voorgoed voorbij. De tractor werd verkocht aan boer Daenen in Batsheers. Vele jaren later deed hij hem voor een appel en een ei van de hand aan een verzamelaar. Regelmatig is onze ouwe trekker te bewonderen op tractor-treffen, vertelt Tilly. Hij is helemaal opgemaakt, tot het kleinste koperen schroefje glimt en glanst en dat maakt ons toch nog altijd fier op ons verleden als dorsersfamilie!.”
De dorskaravaan
Een andere familie met dorservaring was het gezin van Camille Biets in Middelheers. Dochter Elvire vertelt : “ Het was een hele karavaan wanneer papa met zijn dorsinstallatie vertrok : voorop de tractor, een Lanz Bulldog. Dan volgde de donkerrood geverfde dorsmachine, daarachter de press pick up, dan de kar met de kafbuizen en tenslotte de wagen met de buizen om het graan te verdelen. “ Reeds heel jong werd Elvire ingeschakeld om stro uit de “taas” te halen.
“De tractor had een vliegwiel waarop een riem liep naar het grote vliegwiel van de dorsmachine. Regelmatig moesten we de riem waxen om hem op zijn plaats te houden. Papa had zijn werkterrein vooral over de taalgrens, tot in Hannuit. Later zijn de pikdorsers gekomen maar dat is een ander verhaal. Dat mogen mijn broers dan weer vertellen!” lacht Elvire
Maj Vandergeten november 2011