De kerk van Horpmaal

De kerk van Horpmaal, een puzzel van natuur- en baksteen.

Vooraleer we even de verschillende bouwmaterialen, in dit geval natuursteen, gaan bekijken is het aangewezen om de kerk, die er als een lappendeken uitziet, bouwhistorisch te dateren.

Kerk van Horpmaal

1. De torenspits : 1860-1861
2. Het torengebouw : 1859-1860
3. Bovenste gedeelte van de zijbeuken : 1820-1824
4. Onderste gedeelte van de zijbeuken : 1740-1745
5. Middenbeuk : ca. 1250
6. Koor : 13de eeuws en 16de eeuws
7. Sacristie : 1823
8. Aan de noordkant van de kerk : 20ste eeuwse baksteenbouw (niet zichtbaar op deze foto)


De Romaanse toren

Het oudste gedeelte van het kerkgebouw is de middenbeuk en ook een gedeelte van het koor stamt uit

De-oude-kerktoren-van-Horpmaal

De oude kerktoren van Horpmaal.
( bron : archieven prov. Limburg)


de 13de eeuw. Hieruit kunnen we afleiden dat de oorspronkelijke toren ook uit de 13de eeuw dateerde. Deze toren was van het Romaanse type, zoals er verschillende torens waren in Haspengouw.
Het was duidelijk een westertoren(1)  die hoogstwaarschijnlijk ook diende als verdedigings- en schuiltoren. Hij bestond uit een gelijkvloers en drie verdiepingen. In elke verdieping vinden we de alomtegenwoordige schietgaten terug. Aan de voorzijde had de toren geen galmgaten, enkel aan de twee zijkanten bevonden zich twee galmgaten met romaanse boog, gedeeld door een klein zuiltje. Oorspronkelijk was de toren enkel toegankelijk via de eerste verdieping, een kwestie van veiligheid.

De inwoners van Horpmaal hadden een luxe die men zich in weinig dorpen kon veroorloven : men had er twee plaatsen om zich te verschansen, namelijk de kerktoren en de motte.

In de archieven van de provincie Limburg berust een tekening van architect Jaminé uit 1858 waarop we de voormalige kerktoren zien. De toren was gebouwd in silex met een klein, later toegevoegd, voorportaaltje. Hij bleek zodanig bouwvallig dat hij een gevaar voor de kerkgangers betekende en moest afgebroken worden.
Hij werd tussen 1859 en 1861 vervangen door een nieuwe kerktoren.

Metselwerk opgevuld met baksteen- of dakpanfragmenten –   Romeins ?
Romeinse Kassei
Een mooi voorbeeld van een “typische” Romeinse kassei, geflankeerd door blauwe en grijze silex.


In het oudste gedeelte van de kerk vinden we een vrij egale manier van metselwerk terug met hoofdzakelijk dezelfde natuursteen : de Romeinse kasseitjes of Romeinse zandsteen. (hierboven) Over de herkomst van deze steensoort is men nog niet echt zeker. Hij kan afkomstig zijn uit de streek van Nideggen in Duitsland, aan de bovenloop van de Roer of uit de streek van Trier. De bouwstenen  zijn zeer karakteristiek vierkant gehouwen en hebben een mosterdkleurig uitzicht. De verweerde stenen lijken op Carboonzandsteen maar zijn veel poreuzer van samenstelling. Op enkele uitzonderingen na, vinden we deze steensoort enkel terug in Zuid-Limburgse gebouwen. Daarom noemde de provinciale architect H. Jaminé deze steensoort ook Grès Limbourgeois vermits hij de herkomst van het materiaal niet kende.

Maastrichter steen

2011-Maastrichter-steenMaastrichter steen met duidelijke sporen van fragmenten van zee-egelschalen. (deze Maastrichter steen werd onder andere gebruikt als verbinding tussen de sacristie en het koor.)
De zachte maastrichtersteen was een dankbaar materiaal voor de graffiti-schrijvers omwille van zijn zachtheid. Op de foto een duidelijke inkrassing met de letters DA.
Deze steensoort is opgebouwd uit fossielgruis, met duidelijke sporen van de resten van grotere fossielen.
Deze steensoort is afkomstig uit het zuiden van Limburg; sommige stenen zijn wellicht afkomstig uit de groeven van Henisdael te Vechmaal; enkel dieper onderzoek kan dit bevestigen.

Bakstenen

In de kerk van Horpmaal treffen we ook baksteen aan en dit uit verschillende tijdsperiodes.

kerkmuur anno 1741
1. Ca. 1740, met deze brokken baksteen werd de zijbeuk opgevuld op verschillende plaatsen.
Kerkmuur anno 1823
2. Ca. 1823, bij het bouwen van de sacristie gebruikt.
kerkmuur-Ca-1860
3. Ca. 1860, voor het bouwen van de nieuwe toren.
kerkmuur-.-Ca-1960.j
4. Ca. 1960,  bijgebouwtje aan de zijkant van
 de sacristie.



Hoogstwaarschijnlijk zijn er tijdens de bouw van de kerk nog enkele Romeinse bakstenen of dakpanfragmenten gebruikt. (zie hieronder)



Recuperatiemateriaal.

De bouwvakkers die aan de kerk van Horpmaal werkten waren meesters in het hergebruik van allerhande recuperatiemateriaal. Allerhande stukken steen, ze konden niet groot of zwaar genoeg zijn, werden in de “lappendeken” muur terug herbruikt; al dan niet op een esthetische wijze.
De kans is vrij groot dat een kerk die uit verscheidene steensoorten gebouwd werd nadien geschilderd werd om egaal van structuur te lijken. Eigenlijk mogen we over schilderen niet echt spreken, maar eerder over “kaleien”. Kaleien is een eeuwenoude schildertechniek waarbij een dunne kalkpleister met een blokborstel op de muur (meestal op metselwerk, maar ook op natuursteen) wordt aangebracht. Bovenop de kaleilaag wordt soms ook nog een kalkverf aangebracht. Deze bepaalt dan de kleur van het pleisterwerk. Volgens sommige bronnen heeft dit ook een waterafstotend effect. De kalei bestond destijds uit steenkalk en zeer fijn zand. Daarbij werd verpulverde baksteen en rode oker gevoegd om een roodbruine, rozige, kleur te bekomen.
Als recuperatiemateriaal, dienstig als plint, vinden we aan de linkerzijde van de kerk twee altaarstenen terug. De vierkante steen waaronder voorheen de relikwie lag is niet terug geplaatst in de altaarstenen maar opgevuld met mortel. Verder vinden we nog een traptrede van Maaskalksteen, een linteel van kolenzandsteen en allerhande hergebruikte hoekstenen in de gevels terug.
In de kalkmortel tussen de bouwstenen vinden we een rozig aandoende mortel terug, waarin zeer kleine fragmentjes baksteen terug te vinden zijn. Misschien is dit het bewijs dat de Horpmaalse kerk ooit gekaleid was.

Altaarsteen
Gerecupereerde altaarsteen
Altaarsteen
Gerecupereerde altaarsteen
Kalkmortel-tussen-de-bouwstenen
Kalkmortel-tussen-de-bouwstenen
Traptrede
Traptrede
het-linteel-slaghout-van-carboonzandsteen



Hierboven het linteel (slaghout) van carboonzandsteen dat terug in de muur ingemetseld werd. Dit linteel stamt zonder twijfel uit het eerste en oudste kerkgebouw uit het midden van de 13de eeuw. (12de eeuw?)
We vinden onder andere in Wellen een tympaan uit dezelfde periode, én van hetzelfde materiaal terug. Ook in de oudste bouwfases in het slot Pietersheim te Lanaken (11de-12de eeuw)  is de carboonzandsteen veelvuldig aanwezig. 
Deze steensoort werd gewonnen waar de steenkool gedolven werd tussen Luik en Visé.  Nadeel is dat ze oppervlakkig verweert onder invloed van vorst, ze heeft namelijk veel poriën. Het is een rivierzandafzetting met veel onstabiele mineralen erin (vb. veldspaat), die deze verwering in de hand werken (afschilfering). We mogen zeggen dat dit de meest authentieke historische natuursteen is van deze kerk.

De steen met duidelijke inkrassing “Alfons Knapen”

De steen met duidelijke inkrassing “Alfons Knapen”

Steenkapperstekens, metseltekens en graffiti.

We hebben tijdens ons bezoek aan de kerk ook gezocht naar steenkapperstekens, metseltekens en graffiti. Omwille van de hardheid van de gebruikte materialen zijn we er slechts enkele graffiti op het spoor gekomen. Uit deze graffiti kunnen we nauwelijks enige informatie te weten komen.
Eén enkele brok steen sprong ons in het oog bij het nader bestuderen van de foto’s. Het is een steen die ingemetseld is in de oostelijke kant van de zijbeuk, in de hoek van de zijbeuk en het koor.
Als we de bouwgeschiedenis van de kerk volgen, komen we tot de conclusie dat deze steen circa 1750 moet ingemetseld zijn. Op de steen lezen we “Alfons Knapen” Was hij één van de metselaars? Of was hij maar een kwajongen, misdienaar, die zijn naam in de kerk kraste?

vensterblad-van-Maaskalksteen
vensterblad-van-Maaskalksteen
vensterblad-van-Maaskalksteen
vensterblad-van-Maaskalksteen


Hierboven twee buiten-vensterbladen van Maaskalksteen. Deze steen is de meest karakteristieke natuursteen die gebruikt werd in het Maasbekken. In deze steensoort is er een zeer grote variatie; iedere steenbank heeft zo zijn eigen producten met hun specifiek uitzicht. Bij verwering wordt de steen lichtgrijs en door insijpeling van water barst de steen en krijgt hij zijn sterk gelaagd uiterlijk dat al in mindere mate aanwezig was door het voorkomen van de zogenaamde algaire matten.

linteel-van-Petit-Granit-of-Belgische-blauwe-hardsteen
linteel-van-Petit-Granit-of-Belgische-blauwe-hardsteen


Hierboven twee lintelen van “Petit Granit” of Belgische blauwe hardsteen. Deze steen verschilt van de Maaskalksteen en dit is duidelijk te zien bij de verwering. Petit Granit krijgt een grijsgrauwe patin; Maaskalksteen daarentegen wodt zeer lichtgrijs van kleur. Deze steen wordt gedolven in de streek rond Zinnik en in de valleien van de Ourthe en de Bocq.

Kalktuf



Kalktuf is een poreuze sponsachtige kalksteen van plantaardige oorsprong; van kleur is kalktuf grijs tot lichtgrijs. Hij bevat naast plantenresten ook resten van schelpen. Waarvan deze stenen uit Horpmaal eigenlijk juist afkomstig zijn is niet geweten. Hoogstwaarschijnlijk uit de omgeving van kalkrijke rivieren van waar dit bouwmateriaal meegebracht werd door de Romeinen.

Silexsteen-uit-verschillende-kleuren



Hierboven een mooi voorbeeld van de verschillende silexkleuren die voorkomen in de muren van de Horpmaalse kerk. Silex is een zeer harde gladde steen zonder natuurlijke gelaagdheden en splijtvlakken. Typisch aan silex zijn de schelpvormige breuken die ontstaan bij het bewerken van deze steensoort. De kleur varieert van zwart tot grijs; Indien er fijne calcietrestanten in de steen aanwezig zijn krijgt hij een roestgeel (bruin) patina. Omwille van de hardheid en stevigheid van deze steensoort werd zij dikwijls gebruikt voor de onderbouw van de gebouwen. De Silexstenen komen hoofdzakelijk uit het Krijt van Ternaaien en uit de streek rond Eben-Emael.

Grotsteen
Grotsteen


Een curiosum zijn de zogenaamde “Grotstenen ”. Deze stenen met zeer grillige vertakkingen, soms hol en buisvormig vond men in de onderste lagen van de groeves te Ternaaien en werden dikwijls gebruikt om 2011-Zwarte-silexMariagrotten te maken.
Rond deze steenbrokken zat nog een soort korst, rijk aan fossielen. Ook deze knollen vinden we terug in de muur van de Horpmaalse kerk.

Erg mooi voorbeeld van zwarte silex waar we duidelijk de schelpvormige afslag kunnen zien die nu net zo typisch is voor het materiaal silex.
In de prehistorie wist men al af van deze schelpvormige afslagen die zich uiterst goed leenden voor het maken van stenen werktuigen.

Hieronder één van de zeldzamere steensoorten in de kerk van Horpmaal : tauw.
Tauw komt van het Waals dialectwoord “al tawe” wat zoveel betekent als taai, slecht brekend, moeilijk af te werken. De stenen zijn meestal grillig, vol met gaatjes en ze komen steeds voor tussen silex bouwstenen. Deze steen is mogelijk afkomstig van de kalksteengrotten van Vechmaal waar hij nogal regelmatig voorkwam.

tauw
tauw



 Hieronder de devoonkalksteen waarvan er verscheidene types bestaan. Deze steen, die we in Zuid-Limburg aantreffen, is rijk aan koraalfossielen en komt hoogstwaarschijnlijk uit de groeven van de Méhaigne-vallei in het zuiden van Haspengouw. Hij bezit een lager kalkgehalte dan de Petit Granit en de carboonkalksteen.

Devoonkalksteen-uit-Schalkhoven
Devoonkalksteen uit Schalkhoven
De-devoonkalksteen-uit-Zuid-Limburg
De devoonkalksteen uit Zuid-Limburg


Andere stenen kunnen ook komen uit groeves in de streek van Godinne en Dave in de provincie Namen.
Deze siersteen wordt in België niet meer gedolven. Een zeer mooi voorbeeld, met uitermate veel fossielen vinden we op het kerkhof van Schalkhoven; de grafplaat van de families Vaes en Elderen.
Hoofdzakelijk gebruikte men deze steen binnen in de gebouwen als siersteen. Mooi gepolijst krijgt hij bijna het uitzicht van marmer.

 (1) Een westtoren of westertoren is een kerktoren die gebouwd is aan het westelijke uiteinde van een kerkgebouw. In de 11e eeuw werd het gebruikelijk om kerken te voorzien van torens. In die tijd waren kerkgebouwen meestal georiënteerd, dat wil zeggen dat het koor naar het oosten was gericht. De richting van waaruit het licht over de wereld opgaat. En, nog meer symbolisch, de richting van Jeruzalem. Kerkgebouwen waren dikwijls ook langwerpig, al dan niet met een transept, waardoor een kruisvormige plattegrond ontstond.
(2)  De informatie betreffende de natuurstenen komt hoofdzakelijk uit het werk : Atlas natuursteen in Limburgse monumenten van R. Dreessen, M. Dusar en F. Doperé uitgave van de prov. Limburg en LIKONA.


Jo Billen 4 december 2011.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *