De “Glockenaktion” in Groot Heers
Klokkenroof is van alle tijden. Al tijdens de Protestantse reformatie vernielden de geuzen veel kerkelijk goed waaronder dus ook de klokken van kloosters, kerken, kapellen en begijnhoven. De vernielde en stukgeslagen klokken werden onder andere omgesmolten tot kanonnen, munitie en munten.
De Franse bezetter sloeg tussen 1795 en 1801 alle kerkelijke goederen aan en organiseerde als eerste een echte klokkenroof. Per gemeente mocht er slechts één klok blijven hangen. Meestal was dit de klok die met het torenuurwerk verbonden was. In de steden mochten de klokken wel blijven hangen maar enkel luiden op republikeinse feestdagen en bij republikeinse militaire overwinningen.
Tijdens de eerste wereldoorlog werden we gespaard van de klokkenroof omwille van het stoutmoedige optreden van kardinaal Mercier. De Duitse bezetter vroeg echter wel aan de kardinaal om een inventaris op te maken van alle Belgische kerkklokken. De “werklijst” voor de massale klokkenroof tijdens de 2de wereldoorlog werd aldus door de kardinaal onwetend aan de toekomstige vijand gegeven.
In de zomer van 1941 besloot de Duitse bezetter tot een “inventarisatie” van de klokken in kerken en kapellen. Kardinaal Van Roey zag al dadelijk in dat het hier niet zomaar om een telling ging. Hij richtte samen met het Belgische episcopaat een boze brief aan de militaire bevelhebber van de Duitse troepen in België, generaal Von Falkenhausen. Deze replikeerde dat het louter om een inventarisatie in opdracht van de Duitse overhied ging. Op 1 november 1941 vaardigde de Duitse bezetter echter een decreet uit voor de inbeslagneming van de Belgische klokken en daarbij was de inventaris van tijdens de eerste wereldoorlog een grote hulp! Het Belgische episcopaat protesteerde heftig hier tegen, maar het mocht niet baten. Het zou duren tot 1943 vooraleer men effectief met de klokkenroof begon. In ons land werd 70% van het totale klokkengewicht van 4892 ton opgevorderd. Slechts 19% is hiervan teruggevonden.
De inbeslagname van de klokken verliep in spoedtempo. Op 15 december 1943 waren volgens Duitse lijsten 2820 stuks opgeëist, met een gezamenlijk gewicht van 2.390.649 kg. Eind juli 1944 waren 4568 klokken samen goed voor 3.794.225 kg. Het snelle geallieerde offensief en het gebrek aan vervoermiddelen verhinderden de Duitsers om alle in beslag genomen klokken mee te nemen en na de oorlog werden in België nog 373 klokken teruggevonden. In samenwerking met de commissie voor het behoud van de klokken legde de Belgische Documentatiedienst van het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis een collectie foto’s aan van de opgeëiste klokken. Zo bleven die – op papier althans – bewaard. Het stelen van de kerkklokken was een oorlogsfeit dat de gewone man sterk beroerde en op vele plaatsen kon men de volgende leuze dan ook lezen :
“WIE MET KLOKKEN SCHIET WINT DEN OORLOG NIET”
In de provincie Limburg zijn er zo een 276-tal klokken gestolen. Ook Groot-Heers werd niet gespaard van de klokkenroof tijdens de tweede wereldoorlog. De Duitse bezetter roofde een aantal klokken te Heers, Heks, Horpmaal, Klein-Gelmen, Mechelen-Bovelingen, Opheers, Rukkelingen en Veulen. (15 stuks) Op 30 oktober 1943 kregen de gemeentebesturen een schrijven van de Duitse overheid dat de bronzen kerkklokken in beslag zouden genomen worden, uitgezonderd klokken van grote historische of artistieke waarde en klokken van voor 1730. Elke kerk mocht slechts één klok behouden. Vele kleine parochiekerkjes ontsnapten aan de klokkenroof aangezien er in hun toren maar één klok aanwezig was. In de archieven van het KIK vonden we een aantal foto’s terug van de geroofde klokken. Helaas kunnen we op deze beelden de volledige klokkentekst niet lezen. Toch geven de flarden tekst ons soms nog wat bruikbare informatie over wie de klok schonk of wie het peter- en meterschap bezat. Zelfs de namen van enkele klokkengieters hebben we teruggevonden. Hieronder volgen nu enkele foto’s, aangevuld met de nog leesbare teksten.
HEERS (1816)
HEERS (1916) – MARIAKLOK
HEKS (1930)
HORPMAAL (1817) ANNAKLOKJE
KLEIN-GELMEN (1908)
MECHELEN-BOVELINGEN (1791 en 1871)
De kans is zeer groot dat deze klok geschonken werd door het kapittel van Loon.
De prachtig gegoten klok van Mechelen-Bovelingen uit 1871. Het enige wat we hierop nog kunnen lezen is “Franciscus Henricus”. Hoogstwaarschijnlijk werd deze klok geschonken door de familie de Borchgraeve en de Spoelberch aangezien hun wapenschild erop voorkomt. Trouwens in 1871 woonde François Henri Michel graaf de BORCHGRAVE d’ALTENA in Mechelen-Bovelingen en zoals vele edellieden was ook hij een weldoener van de kerk.
OPHEERS
RUKKELINGEN (1718)
Ondanks dat klokken van voor 1730 niet mochten meegenomen worden volgens het decreet, hield de bezetter zich toch niet altijd aan de regels. Een klok van Rukkelingen, daterend van 1718, werd toch meegenomen! Het was de Quirinusklok die ontvreemd werd.
VEULEN (1750)
VEULEN (1835)
Foto’s http://www.kikirpa.be/NL/1/1/Home.htm
Jo Billen december 2011