De mantel van de schutterij van Heers
Een tijdje geleden vond ik op een rommelmarkt een bundel documenten waarin ik een gestencilde tekst aantrof over de schutterij te Heers.
Dit artikeltje werd door een zekere S. Vandevelde geschreven op 23 juli 1958. Mijn nieuwsgierigheid werd gewekt en als bij wonder kon ik de schuttersmantel van Heers fotograferen op de tentoonstelling van de Heemkundige Kring van Heers in zaal de Bammerd in 2008.
Ik heb deze tekst lichtelijk aangepast en voorzien van enkele voetnoten en wetenswaardigheden om tot onderstaand resultaat te komen.
Voor de plaatselijke geschiedenis, zilversmederij, heraldiek en familiekunde zijn de schuttersmantels van de schuttersgilden een belangrijke bron van informatie. Het is echter zeer spijtig dat in onze streken verschillende schuttersmantels verloren zijn gegaan in de loop der tijden. (waarschijnlijk voor het zilver)
Wat is een schuttersmantel?
De schuttersmantel was een soort van vest dat gedragen werd door de schutterskoning, de kampioen, tijdens alle officiële gelegenheden zoals processies en schietingen. Deze mantel was steevast voorzien van een koningsvogel en verschillende koningsplaten in zilver uitgevoerd, soms ook verguld.
De schuttersmantel van Heers is van fluweel, afgeboord met goudbrokaat en voorzien van 23 zilveren platen en één vogel. Op deze platen vinden we de naam van de koning alsook het jaartal. Op vele “schulpen” vinden we het wapenschild terug van de schutterskoning, andere schulpen verwijzen dan weer naar het beroep van de koning. In Heers, soms ook Heer, Borgheer en Borgheers genoemd, vinden we enkele schulpen terug met verwijzing naar het beroep van de koning namelijk brouwer, smid, landbouwer, pastoor en kasseier.
De registers
Sinds honderden jaren wordt er te Heers aan boogschieting gedaan. We zijn vrij goed ingelicht over de laatste 300 jaar en dit dankzij de registers die de E.H. Hendrik Stasseyns, priester van Heers, en ook ééns koning van de Sint-Sebastiaansgilde, ons naliet. Deze geestelijke, lid van een gekende Heerse familie, legde in 1802 drie registers aan, die thans nog bewaard worden.
1. Het eerste register bevat het reglement, de eed, de namen van de koningen, dekens en secretarissen van af het jaar 1715 tot 1902.
2. Het tweede register vermeldt de datum van inlijving vanaf 1710 , de datums van overlijden vanaf 1746, en enkele verslagen van feesten.
3. Het derde register, dat vandaag (1958 !) nog gebruikt wordt, bevat de rekeningen vanaf 1802 en de verslagen van de werking van de laatste jaren.
E.H. Hendrik Stasseyns beweerde destijds nog in het bezit te zijn geweest van een oud register bij de samenstelling van het nieuwe reglement, hiervan is echter geen spoor meer te vinden.
Over de tijd voor 1712 zijn we slechts schaars ingelicht. Hier en daar vonden wij in de oude archieven van het kasteel en de gemeente, die thans in het Rijksarchief te Hasselt bewaard worden, enige losse aanduidingen over het bestaan van een schutterij te Heers.
De schutterijen
De eerste gekende schutterij te Heers was een voetboogkamer. In 1477 en 1478 was de toenmalige heer van Heers, Dieudonné van Rivieren, zoon van de welbekende Raes en Pentecoste van Grevenbroeck, schutterskoning en schonk hij de gilde 4 gulden per jaar, zoals blijkt uit het rekeningenboek opgemaakt door zijn rentmeester Johannes Plaakenberg :
“ Heft mijn Jonker mijner vroewe soene twey jaere nae eyn te Heer onder den schutteren kunice gewest – davor geschenct den schutteren ellic jaer vier gulden ( maken due twey jaere 8 gulden.)”
Ook in die tijd maakten de archieven reeds melding van een “ scutter huse “ in het dorp gelegen. Later spreekt men van een Raemhof, groot zijnde 9 roeden die bij het Raembroek lag; waarschijnlijk gelegen achter de Hoeve Leemans-Renotte.
In 1527 zou er een schutterstornooi plaats gevonden hebben te Heers, waaraan o.a. de gilde van Hoepertingen deelnam. Dit weten wij, omdat er tijdens dit feest een klein incident gebeurde : een schutter had zich met gespannen boog op een ongeoorloofde plaats begeven, waarvoor hij door de schepenen gestraft werd.
Zoals blijkt uit het voorgaande onderhielden de heren van Heers goede betrekkingen met de plaatselijke schuttersmaatschappij.
In 1555 gaven zij een treffend bewijs hiervan. Inderdaad, Johanna Scheyffart van Merode en haar zoon Godgaf ( Dieudonné ) schonken in dit jaar drie roeden land gelegen bij de Kromstraat aan de voetboogmaatschappij van Heers. De officiële geregistreerde tekst hiervan luidt als volgt :
“ Voor ons schoutet en de scepenen is coemen ons Jouffr. Johanna Scheyffart van Meroede, vrouwe tot Heer ende heeft met joncker Godgaf haeren soenen den leecken gheleverden momber opghedraegen drij roeden lants gelegen op die Cromstraat die willighe daer doer gaat. Regenoeten die capelle van Middelheer ter eenre, die erffven van der Kempeneren ter andere, die kerck ter deerder sijden. Tot behoeff der voetbooghen schuttertcaemeren van Borcheer in goeden gunsten ende gichte dato anno XVCLV den Xten daech january – is Ghielis Neten der alde in naem der caemeren voerseidt daer in gegicht.
Dit stuk land bleef in het bezit van de Sint-Sebastiaanschutterij tot het begin van vorige eeuw.
Deze korte akte van eigendom is zeer belangrijk. Enerzijds licht zij ons in over de aard van de schuttersvereniging in de 16de eeuw, namelijk een maatschappij voor voetboogschutters, anderzijds levert het bezit van dit perceel grond, in 1900 nog steeds eigendom van de huidige Sint- Sebastiaansgilde het bewijs van continuïteit in de schutterssport te Heers en van een wettelijke goederenoverdracht van de oude voetboogkamer naar de nieuwe handboogkamer in 1712.
Terecht mogen wij dus concluderen dat de huidige Sint-Sebastiaansgilde de rechtmatige voortzetter en erfgenaam van de 15de eeuwse schuttersvereniging is. Waarom de voetboogkamer opgeheven werd, valt niet uit te maken. Werd haar activiteit bij het einde van de 17de eeuw, tijd van de Franse oorlogen en bezetting, verboden?
In ieder geval werd er in 1710 volgens de geschriften van E.H. Stasseyns een nieuwe handboogkamer opgericht die in 1712 met een reglement begiftigd werd. De bedrijvigheid van deze handboogschutterij kan men in 3 episodes indelen :
– van 1712 tot 1797 ( Franse Revolutie )
– van 1802 tot ongeveer 1896
– van 1902 – 1904 tot heden ( 1958 )
Over de eerste periode is weinig gekend ; slechts de namen van de “confreers” met datum van inlijving en overlijden alsook de namen van de koningen. De huidige vereniging bezit nog talrijke zilveren koningsplaten en een zilveren vogel, die de koning bij de jaarlijkse processie op zijn rok draagt.
De eerste koning was E.H.L.G. Smeets, pastoor van de parochie, de laatste in 1794 Petrus Putseys. De schuttersvereniging werd aanvankelijk gepatroneerd door de abt van Sint-Laurentius te Luik en later door baron E. de Stockhem.
Bij de aanhechting van België bij Frankrijk in 1797 werden de activiteiten van de schutterijen verboden en dienden zij hun bezittingen aan de Fransen bekend te maken. De Fransen confisceerden en verkochten deze goederen dan openlijk.
Waarschijnlijk heeft de schutterij van Heers haar eigendommen voor de Fransen verzwegen want na de Franse tijd had zij nog steeds al haar bezittingen. Aan het initiatief van E.H. Stasseyns is het waarschijnlijk te danken dat in 1802, toen de bange jaren van de Revolutie voorbij waren, de schuttersmaatschappij haar geliefde sport weer opnam.
Het reglement
E.H. Stasseyns, koning van de gilde hield zeer nauwgezet alle rekeningen van de gilde bij. Hij schreef in februari 1802 het oude reglement “ van woordt tot woordt “ over en bracht geregeld verslag uit over de voornaamste gebeurtenissen. Het strenge reglement bestond uit 68 artikelen die het bijna para-militaire karakter van de gilde weerspiegelen.
Het deelt ons onder andere mee wanneer de nieuwe deken verkozen werd ( St.- Sebastiaansdag ), wanneer de koningsschieting plaats vond ( om de drie jaar in mei – dikwijls op Pinkstermaandag ), hoeveel leden mochten aanvaard worden ( nooit meer dan 50 ), de eed, de tijd van de schietoefeningen, de boeten, de viering van de jubilé bij 50 jarig lidmaatschap ( hetgeen in 1802 aan Mathias Melon, en in 1807 aan Fransus Renson, volksdichter en zanger te beurt viel ; ook de rangorde die de bestuursleden bij processie dienden in te nemen, legde het reglement vast.
De leiding van de gilde berustte in handen van een Deken en vier Raadsheren. Verder beschikte de gilde nog over een knecht, een vaandrig en een trommelslager. Bij sommige gelegenheden, waaronder de opluistering van het Sint-Sebastiaansfeest bij de vogelschieting en bij de Sacramentsprocessie huurde de vereniging een speelman die dan enige melodieën op de viool ten beste gaf. Schietoefeningen werden gehouden van de eerste zondag in mei tot de oogst en dit van half drie tot ’s avonds. Op Pinkstermaandag ging de vogelschieting gewoonlijk door. Dit gebeurde op een land of in een wei ; daar werd de geverfde vogelstaak opgesteld en de lederen vogel bevestigd. De schutter die hem kon neerhalen, was koning voor drie jaar en moest de zilveren vogel bewaren en en zilveren “schulp” geven én daarbij nog een halve aam bier aan de confreers “offreren voor zijn willekom “. Bij de vogelschieting ging het er zeer plezierig toe : aanvankelijk dronk men er het in Heers gebrouwen bier, later ook wel faro en Hoegaards bier. Nadien kocht men het gewone bier en werd de jenever geïntroduceerd.
Het schuttersfeest was één der grootste feesten voor de inwoners van Heers. De voornaamste ingezetenen van het dorp, leden en niet-leden, waren hierop aanwezig. In 1812 vereerden de juffrouwen de Stockhem, dochters van de kasteelheer, het feest met hun tegenwoordigheid en schonken de kamer een ton bier. Op de kamer werd er niet alleen met boog en pijl geschoten : de leden mochten zich ook onledig houden met het zgn. hoefijzerspel en het kaartspel. Hun houding en gedrag werd, zoals reeds gezegd, door een streng reglement bepaald. Dit strenge reglement, dat hoge boeten en uitsluiting voorzag, schrikte de jongelui van Heers niet af.
Tijdens het leven van E.H. Stasseyns ( + 1824 ) telde de schutterij 48 tot 50 leden. In de latere jaren, tot 1890 bedroeg hun getal 35 tot 40. Ook de echtgenoten van de schutters waren lid van de gilde, waarvoor zij een bijdrage moesten betalen. Bij hun dood hadden zij zowel als hun man recht op een heilige mis, waarop alle andere confreers en confrerinnen op straf van boete moesten aanwezig zijn.
Welke waren de inkomsten van de schutterij ?
Hoofdzakelijk kwamen zij voort uit de “rechten” ( we zouden het nu het lidgeld noemen ), die de nieuwe gebroeders moesten betalen bij hun intrede in de kamer ; uit het pachtgeld van hun land en uit de boeten die de gezellen moesten betalen bij overtreding van het reglement. Met het stuk land dat de schutterij in de 16de eeuw verwierf, heeft zij, zoals reeds gezegd veel geluk gehad. In 1817 liet de broederschap het land wettelijk registreren voor 3 gulden 16 stuiver.
Tijdens de eerste helft van de 19de eeuw kende de Sint-Sebastiaansgilde een grote bloei ; in de tweede helft echter nam haar ledenaantal sterk af. In 1892 werden de laatste rekeningen ingeschreven.
In dat jaar was er iets ernstigs gebeurd en de oude maatschappij ging te niet.
In 1902 werd er een project van nieuw reglement opgemaakt en telde de gilde 39 leden. Deze 10 sabbatjaren werden de gilde bijna noodlottig : het Sebastiaansland werd door de huurder Joseph Schalenbourg in bezit genomen, hetgeen bij uitspraak van de vrederechter te Borgloon werd goedgekeurd. Joseph Schalenbourg werd ermee belast om elk jaar een mis te laten opdragen voor de afgestorvenen leden van de gilde. Sinds 1902 werd dan, door gebrek aan eigendom, door de Sebastiaansgilde steeds op bergen en vogelstaak geschoten. De vlag die de oude gilde in de vorige eeuw van de kasteelheer kreeg werd aan de nieuwe gilde overgemaakt zodat de huidige gilde als de rechtmatige voortzetter van de vorige mag beschouwd worden. De oude vlag werd in 1953, spijtig genoeg, aan burggraaf Desmaisière afgestaan die de gilde een nieuwe schonk.
Dit kleine overzicht van de geschiedenis van de boogschieting te Heers is vrij beknopt. Het toont toch aan dat sinds 1478 er in Heers haast onafgebroken aan schietsport werd gedaan en dat de huidige Sint- Sebastiaansgilde sinds 1477 in Heers bedrijvig is. Moge zij weer de bloei vroegere tijden kennen en haar broederschap bewaren en inrichten naar oud model : met wapperende vaan, slaande trom en schutters in uniform.
Aantekeningen op de schulpen :
1. Rdus. Dnus. Henricus Stasseyns 20 iunius Rex Cftis. S. Sebastiani in Heers Nepos Primi Regis, wapenschild met in blauw 3 gouden miskelken geplaatst 1-2. Ovale schulp met de voorstelling van St.-Sebastiaan, gedeeltelijk verguld.
2. Arnol Renaers coninck tot Heers 1769. Hartvormige schulp met een tekening van een handboog.
3. W.D.Pae koninck van Heer het iaer 1822. Zonder tekening.
4. Schulp in de vorm van een ster, met het wapen van de familie Cox. “in … een rechtsom kijkende haan van …” Dit is een sprekend wapen Cox, Coc, Haan. Helmteken : haan.
5. Petrus Pitzeys con. van de handboge camer tot Heers. Tekening van een handboog met daarin 1794. Hartvormige schulp.
4 Een ton was in die tijd nog ongeveer 100 liter bier.
6. Franciscus Geysebreg coninck tot Borgheer. 1754. Borstplaat met het wapen van de familie Geysenberghs, Geysbrechts. “doorsneden A in … een gaande … leeuw en B in … 5 … spitsruiten. Helmteken : leeuw.
7. Nicolas Cloes de Heers 2e roy 24 may 1718. Ronde schulp met wapen van de familie Cloes. “In zilver een zwarte eg” Helmteken : eg
8. Ludovicus Eggen koning der handboge camer tot Heers. Ovale schulp met de afbeelding van een brouwer met twee brouwkuipen en een roervork. Datum onleesbaar, waarschijnlijk begin 19de eeuws.
9. Remigius D…a coninck der handbooge camer van Heers anno 1801. Met de afbeelding van een smid aan een blaasbalg. H. Joseph bied voor ons.
10. Joannes Cox coninck van Borg Heer anno 1810 S.T Sebastianus. Onderaan wapen van de familie Cox (zie nr. 4)
11. Ioannes Stevens coninck van de handboge camer tot Borghers. 1791. Borstplaat met familiewapen van de familie Stevens. “gedeeld A een paard in … staande voor een … boom, B een in … een calvariekruis. Helmteken : boom.
12. 25a Mai 1801 Rdus. Dnus. H. Stasseyns pro 2da vice rex confraternitas St. Sbni. in Heers. Parochiae patronus hac 18a mai 1807 Stus. Martinus. Ovale schulp met een kunstige voorstelling van Sint-Martinus.
13. B. Putzeys konink van Hers, 1819, ovale schulp.
14. Gerard Gheysebrechts koning tot Borg Heer. 1816. Ovale schulp met wapen van de familie Geys(en)brechts.
15. Ludovicus de Renesse koning tot Borgheer, 1838. Met wapen van de familie de Renesse.
16. Daniel Missotten coninck van Borgh Heer anno 1787. Ronde schulp met wapen van de familie Missotten.
17. B. Van Herck coninck tot Borg Heer, 1757. Stervormige schulp met wapen van de familie Van Herck. “gedwarsbalkt van zwart en goud van zes stukken; het schildhoofd is doorsneden, met I in zilver een zwart molenijzer en II in goud drie rode rozen (2-1)”
18. Gerardus Geysebreg den 25 mey den 3 coninck van Borgheer, 1729(?) Ronde schulp met een primitieve voorstelling van St.-Sebastiaan, vergezeld van een kasseihamer.
19. L.G. Smeets P. in Heer primus Rex 1715 * 10 may. Ronde schulp met wapen van de familie Smeets. “in zilver een rode keper, rechts vergezeld van een zwarte zespuntige ster”
20. L. Moes koning van Heers 1835 audt 47 iaeren. Ovale schulp met een afbeelding van een akker met ploeg.
21. Nicolaus Vanharen coninck van Borgheer 1722 (?) Stervormige schulp zonder voorstelling.
22. Zilveren vogel zonder enige vermelding.
Jo Billen maart 2009.