De winning van Naveau
Wij beginnen met het zoeken naar de vroegere eigenaars (ook bewoners en uitbaters ? ) van de “winning van Naveau” zoals ze sinds mensengeheugenis genoemd wordt. In de 20e eeuw en door de bewoners van Opheers en omgeving ook de winning “Moiës (boven)” genoemd, enkele decennia door de familie Moiës geëxploiteerd en gepacht, waartegenover Moiës “onder” stond, de huidige Michaêlhoeve, om zijn hoevetoerisme in deze tijd beter gekend. De eerste eigenaars, die wij terugvonden en veronderstellen bewoners en/of exploitanten te zijn geweest, zijn de Heer en Mevrouw Pierre Vroenen ° Heks 25 feb 1685 – Opheers 4 oct 1761 en Maria Elisabeth Thijssen ° Heure le Trixhe 12 jan 1688 – † Opheers 13 mei 1767. Pierre Vroenen wordt als verblijfplaats Herckenrode (de winning ?), Opheers toegekend. Deze echtelieden zijn de grootouders van moederszijde van de Heer en Mevrouw Pierre F. Naveau en M. Anne Vroonen, gehuwd in Opheers 9 maart 1795, doch als verblijfplaats Lantremange. De zoon P. Mathieu Naveau 1800 – 1874, gehuwd met J. Caroline Vliegen was burgemeester en eigenaar van en te Opheers, evenals hun zoon P. Edmond Naveau 1840 – 1898. Deze laatste was ongehuwd en houdt met hem ook het bewonen van de winning op ? De winning zou dan samen met de Herckenrodewinning (later de Grutmanhoeve) verpacht zijn aan één familie, nl. Stasse, voorouders van moederszijde van de familie Grutman en Moiës. De twee boerderijen worden dan opgesplitst in afzonderlijke uitbating, in de jaren 1870.
Op de winning van Naveau komt dan Joseph Moiës 1833 – 1894, ook Schepen der gemeente en winkelier. Diens zonen Constant “Moiës onder – Bij Mitchies” en Désiré ” Moiës-boven Naveau” zijn dan de boeren van beide winningen.
In opvolging van Désiré komen diens zonen Jozef, Sylvain (later burgemeester) en Léon op de boerderij. Ieder had zijn taak op de boerderij : Jozef, de “geleerde”, beredderde het huishouden en waarschijnlijk het paperassenwerk, het huishouden gedurende jaren samen met Julie Wemans – “Lie Kapi”, wiens man tijdens de Tweede W.O. “verdween”. Sylvain en Léon runden de boerderij, de eerste meer herenboer, de tweede was meer de practicus. Sylvain was steeds in de gemeentepolitiek en een hele tijd burgemeester, ook de laatste van Opheers. Daardoor zat Léon ook steeds te neuzen in de “boeken” – registers en kende bijna alle geboortedatums en andere gegevens van de dorpelingen en vele anekdotes – zoals bijvoorbeeld “djie zeit gebore op Sint-Andries 30 november”. Hij was een fantastische verteller en heeft ons ook heel veel “wijs” gemaakt. De exploitatie – in verpachting – zou ongeveer 100 jaar geduurd hebben voor de Grutman- en Moiëshoeve ca. 1870 tot ca. 1970, vermits volgens Aimé – de broer Grutman – Marcel zou gewacht om te vertrekken precies 100 jaar dag op dag na het betrekken van de boerderij.
De winning van Moiës “boven”, die van Grutman, de twee grote weiden van beide boerderijen, de smidse van Henri en Louis Melon en onze school, dat alles in een straal van amper honderd meter vanaf de schoolbarier, was het kader waarin gans onze jeugd zich afspeelde. Onvergetelijk inderdaad omdat wat zich “op deze voorschoot” gedurende vele decennia heeft afgespeeld valt niet te beschrijven in een boek van meerdere honderden bladzijden. Op de boerderijen met de vele knechten en meiden, hun perikelen en relaties – Toep en Jeanne op kop, straks 50 jaar “gekersjeerd”, hun werk en hun plezier. De “voermans”, ‘n ras apaôt” die de kunst bezaten hun paarden, in een gespan van gewoonlijk vijf paarden, soms meer, gelijk te laten “trekken”. Toine en “nonk” Zeives (Jozef) – ook een farçeur van formaat, die niet verlegen was om een frats uit te halen, de Piepelkes, zeer kleine “mennekes”, doch zeer bekwaam. Het prachtige werk op de velden, ploegen en zaaien en planten, bieten “krebbelen en dunnen” met de hele bende, de graanoogst, zichten en mantelen en binnenhalen, om de zware bietenoogst, ooit nog met “’t schupje” biet per biet uitgedaan en geladen en weggevoerd. Daartussen lag de smidse, een verhaal op zich waard, op onze weg van en naar de school. Louis, die er werkte met de grootste precisie en geduld, van ‘s nachts vroeg tot ‘s avonds laat. Het beslaan van de paarden, was een gebeurtenis op zich en dan het prachtig klinkend smeedwerk. En al die mensen om hem heen met een paar dorpsfiguren als hoofdpersonage : “War van Tèn”, met steeds drie pijpen op zak, omdat die zó warm werden en “Harie Kadon” en al die vertelsels. Tussen de twee winningen lagen hun wederzijds uitgestrekte weiden, gescheiden door ” d’ Aa Steeg”, de weg naar “Henneke de Paoter”, de weiden, in de lente bevolkt met 11, 12, 13 (waarvan ik foto bezit) merries met hun veulens, op de weiden van Moiës nog 7 à 8 merries met eveneens hun veulens, om dan niet te spreken van de prachtige hengsten, meestal prijsbeesten. En dan nog op een boogscheut daar vandaan hetzelfde tafereel van het paardenarsenaal van Stassens en Jehoul. Welke school kon prat op gaan op zulk uniek kader ?
Nog over de omgeving van de winnig “Naveau” : de “pelouse”, het mooie park met waardevolle zeer oude bomen, kastanjes, de kerjnoelehaog, de Mausau, Cuba, de “Bekkerstraot”, het polderhuisje, het werkmanshuisje van de winning – van 1900 tot 1910 bewoond door Henri Boes-Stassens, later door de familie Jean Lismont en dan tot het einde door Wemans-Pauwels met dorpsfiguren Lom en Maarja en hun “keinger”, decennia in dienst op de boerderij – 13 gehad, 8 volwassenen grootgebracht – hun ouders hadden er 15 – in dat piepkleine huisje.
Wat met een huis of winnings(ke) op de “Haugwei”(?) en hun bewoners (Bormans) zie “Bormanssteeg”. Waren zij de politieke tegenstrevers van Naveau ? Welke winning stond er aan de barrier van de ‘ d’ Aa steeg’ ?
Was de “Bekkerstraot” een verbindingsweg naar en wat was “Henneke de poater” ?