Het kasteel van Bovelingen
Het oorspronkelijk hof van Bovelingen was mogelijk een waterburcht die bij de komst van Michel de Borchgrave in 1616 omgebouwd we waterkasteel. De gebouwen beschreven door Saumery (1738-1744) en weergegeven op een tekening van Remacle Leloup, geven hiervan een beeld.
Het bestaat uit gebouwen in Maasstijl, rondom twee achter elkaar gelegen binnenkoeren, waarvan het voorste deel aan de oostzijde, de gesloten hoeve is. Het kasteel was voorzien van een Franse tuin met formele vijverpartijen.
Rond 1740 hebben verbouwingen plaats. Het kasteel is nu U-vormig met open zijde naar de Altenastraat toe. De hoeve wordt heropgebouwd aan de westzijde.
Circa 1790 laat de graaf opnieuw verbouwingen uitvoeren die het kasteel een laatclassicistisch uitzicht geven. De kern wordt behouden, maar de oost- en westvleugel worden aanzienlijk ingekort, de gebouwen worden allemaal tot twee verdiepingen hoogte gebracht en onder mansardedaken geplaatst.
De kasteelgrachten worden gedempt en waarschijnlijk ontstaat in deze periode de tuin in landschapsstijl, de waterpartijen worden één grote vijver. Een nieuw U-vormig complex van dienstgebouwen bevindt zich aan de oostzijde van het kasteel, ongeveer op de plaats van de huidige dienstgebouwen. De manege, de ijskelder en het tuinpaviljoen dateren uit deze periode, einde XVlIlde eeuw. Zo lezen we althans in een beschrijving die terug te vinden is in de atlas van de buurtwegen (1843). De dienstgebouwen werden einde XIXde of begin XXste eeuw vervangen door de huidige electische stijl.
In het begin van de jaren 1920 wordt het kasteel verkocht aan de gebroeders Frans en Paul Wittouck uit Brussel en na diens overlijden verkochten hun weduwen alles aan de “Tiensche Suikerraffinaderij”.
In 1947 breekt er brand uit in het onbewoond kasteel. Slechts één vleugel en één toren blijven bewaard. Rond 1955 worden de laatste resten afgebroken. Van het kasteel resten nog enkel de dienstgebouwen en de hoeve, nu eigendom van de heer Jadoul.
In deze hoeve woedde op maandagavond 29 juni 1992 eveneens een brand. De Waalse brandweer die slechts een paar km verder gekazerneerd was, mocht op Vlaamse grond niet komen blussen. Er moest gewacht worden op Sint-Truiden of Hasselt, hetgeen de vlammen hun schade verder liet aanrichten en heel wat kostbare tijd deed verloren gaan.
Ook dat was een beschamend voorbeeld van Belgische “onefficiënte” organisatie van onze openbare diensten ten dienste van haar burgers. Het gedeelte tussen deze dienstgebouwen en de hoeve waar zich de oprit naar het
verdwenen kasteel bevindt, is thans afgesloten door een ijzeren hek.
Bron: Dorpskalender gezinsbond 2011- Jos Schoefs
Vanschoonwinkel Georges November 2013