Het ontstaan van Horpmaal

Het ontstaan van Horpmaal

Wanneer men in Horpmaal het driehoeksplein aan de Dumontlaan of de Cartuyvelsstraat voorbij rijdt of wandelt, valt meteen in het oog dat men in de weide tegenover het plein een omvangrijke begroeide (met gras) hoop aarde ziet, met aan de voet ervan een van de vele dorpsbronnen die er ontspringt. Deze opgehoopte aarde is een overblijfsel van het ontstaan en de verdere naamgeving van Horpmaal.

Motheuvel

De Horpmaalnaren, ook Tuyters genoemd, zijn fier op hun ‘Mot’.
 Zelfs de koeien weten dit monument te onderhouden.

 

Ontstaan en naamgeving

Horpala,  Horpmala,  Orpmael,  Horpmael,  Horpmaal
   1067      1400      1770     1850       1950
(Plaatsnaam voortkomend in de geschriften)
Horpmaal is gelegen in droog Haspengouw op een hoogte van 79,93 m (kerkdorpel). De naam ‘Horpmaal’ vindt zijn oorsprong in een samenstelling van 2 latijnse woorden, nl. ” horrei pallus”, hetgeen betekent “huis op palen in het moeras”. Het is een aanwijzing van een gebouw (burcht) op palen met een brug over het water, gelegen langs het traject van de Romeinse weg van Tongeren naar Gembloux.
Een andere afleiding van Horpala zou voortkomen van de Germaanse woorden
” hurwa” wat modder en ” malho” wat depressie betekent.
De oorsprong van dit alles zou de ‘Motheuvel’ zijn waarop een versterkte (houten)toren heeft gestaan met rondom opgehoopte aarde. In 1424 vermeld in de geschriften als ’turris’ ( houten toren ter versterking van de kamppoort; verdedigingstoren), maar die reeds in de periode van 1750-1800 was afgebroken.

Torens en Burchten

De meest primitieve vorm van een mottekasteel was de houten woontoren op een heuvel, met een houten palissade en een gracht omgeven. Zulke versterking was makkelijk aan te leggen, en verreiste weinig gekwalificeerde kennis of bouwmeesters, vooral goedkoop inzake werkkrachten en materialen (aarde, hout en water).

Schaalmodel van nederzetting

Dit schaalmodel geeft een goed vergelijkend beeld van de eerste nederzetting
in Horpmaal
Een miniatuurvoorstelling van “horrei pallus”
De maquette van Remicourt, Marc Lenoir, 1994 ,
Musée de la Hesbaye Remicourt



De andere component van de motteburcht; het neerhof met de bedrijfs- en andere gebouwen als de burchtkapel, was al dan niet afzonderlijk met een palissade en gracht omgeven.
Een volgende stap -eerst bij de grote, dan de kleinere heren- was een stenen toren, eventueel ingemot. Een houten palissade bleef nog lang in gebruik, omdat een zware ommuring met flankeertorens duur was in opbouw, onderhoud en bemanning.
Het opperhof of de hoofdburcht van het mottekasteel, met defensieve en/of residentiële functie, lag op een ronde of licht ovale motte of heuvel (doormeter van 20 tot 100 m, hoogte 3 tot 20 m). De omgrachte omheining was, net als de toren, van steen of hout. Op het neerhof of voorburcht speelde zich het dagelijks leven af.
Het was meestal hoefijzervormig, vaak van de motte gescheiden door een gracht, soms opgehoogd en tevens omgracht en beschermd door een wal of houten palissade. Daar bevonden zich de bedrijfsgebouwen o.a.; de stallen, schuren, voorraadkamers, ambachtelijke gebouwen en verblijfsplaatsen voor ondergeschikten. 

 Bronnen: Dorpsmonografie van Horpmaal, Baetens Marijke, 1980.
               Catalogus, Ridders en Kastelen, Alden Biesen in Haspengouw, 2005. 


Michel Mathei 28 oktober 2007

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *