Het “Polderhuisje” en zijn bewoners.
Als er één huisje tot de verbeelding sprak dan was het wel het “polderhuisje”. Men verlaat Opheers, richting Wallonië (Waremme) daar stond dan dit huisje aan je linkerkant, ook aan het begin van de bekende “Bjolderstraat”. Het stond er zeker in de 19e eeuw, vóór 1900 en hoorde bij de winning “Naveau”, later “Moïes boven”.
Het diende oorspronkelijk tot woonst van de “poldermannen”, de seizoensarbeiders, die arbeid verrichtten op de landerijen in de buurt, in de oogst van allerlei graangewassen, zoals gerst, tarwe, haver, koren en vlas, doch zeker in de suikerbietenteelt van bieten “dunnen”, “kappen” (op afstand plaatsen) en zuiver maken en houden.
Na de poldermannen werd het constant bewoond door gezinnen, die in dienst waren in de nabijgelegen boerderij. Gedurende de 20e eeuw, vanaf 1901, met zekerheid achtereenvolgens bewoond door 3 gezinnen, waarvan de “huismoeder” ‘s morgens en ‘s avonds de koeien moest melken op de boerderij. Dat was de voorwaarde voor het mogen “bewonen”, misschien gratis of alleszins voor een kleine huurprijs.
De bewoners waren : het gezin Henri Boes – Stassens, “Harie en Lieza”, 1901-1922, Jean Lismont – Deckers, “Djang en Lein” 1922-1936, en Guillaume Wemans – Pauwels, de legendarische “Lom en Maarja”, 1936-1978. Allen gezinnen met hun vele “keinger”, ‘n combinatie van mannen, die deels op de fabriek of elders en na hun dagtaak nog op de boerderij en de moeders en dochters, die op de winning werkten.
Het poldershuisje lag in een kader, waarvan de namen alleen een brok herinneringen oproepen : de “Bjolderstraat”, “Cuba”, de “Bekkerstraot”, de “Haugwei”, de “Mausow” of “Bormanssteeg” en de gekende “Ploes”, het park vóór de winning, dit alles in een straal van 100 m. Al deze plaatsen omvatten een brok van, ongeveer 100 jaar, verhaaltjes van lief en leed : kinderen, die er mochten spelen en opgroeien, de groteren, die er stoeiden, vochten en vrijden, en al de anderen, die er oud werden.
Typisch in dit piepkleine huisje is dat er zo ‘n grote gezinnen werden grootgebracht in één leefruimte, een kookhoekje met achter beide een paar slaapkamers. Op zolder waren er zelfs geen slaapkamers.
Wij mogen ons wel herinneren en besluiten dat al de bewoners er gelukkig waren, ze hebben misschien wel miserie gekend, doch in hun eenvoud en “materiele” armoede en ontbering, wat waren zij toch “rijk”. En ze “hadden elkaar zeker veel lief”, getuige de nagelaten kroost !
Wat voor geheimen heeft dit huisje niet meegenomen bij zijn verdwijnen ?