Marie Swiers, de heks uit Veulen
Marie Swiers had een zuster wonen op Groenenschilt, Barbara Swiers welke gehuwd was met Willem Chistiaens. Deze laatste was een broeder van Marie Christiaens. Maria Swiers, weduwe zijnde had gevrijd met Jan Vandenputte, weduwnaar. Toen zij meende met hem te trouwen,werd zij plotseling door haar vrijer verlaten en bedrogen. Deze vrijer was niemand anders geweest dan de duivel, die zich voordeed als Jan Vandenputte. Tijdens de verkering had de duivel in de gedaante van Vandeputte met haar geboeleerd en haar het toveren geleerd.
Zes jaar voordat zij gevangen genomen en terechtgesteld werd, bekeerde Maria Swiers weer tot god en verdween de duivel uit haar.
Tegen Theewis Belen, die daags vóór de terechtstelling de wacht bij haar hield, had ze gezegd :
Sommigen mogen wel voor mij bidden. Den pastoer ende Jan Debois verbiden mij dat ik aan niemant iets saude verbrijden oft seggen. Als wanneer den pastoor met my kompt ondervragen dan,verbiet hijmij dat ick aen niemant iet mach seggen ende Jan Bois insgelijcken: Dat ick het om de maegschap nieten liete, ick soude wel cIappen.
In deze laatste zinsnede doelde ze klaarblijkelijk op Marie Christiaens.
Marie Swiers werd veroordeeld door de Justitie van de Heer van Veulen en verbrand op de cruyswech aldaar. Voor haar terechtstelling had zijn Marie Christiaens van medeplichtigheid beschuldigd. Ook Marie de Lart uit Gutschoven betichte zij als heks.
Daarop werd Marie de Lart gevangen genomen en, volgens vonnis van scherpere examinatie dd. 1 oktober 1667, twee dagen erna, op 3 oktober, op de pijnbank gelegd en verhoord. Zij legde een volledige bekentenis af, welke op schrift gesteld werd en ondertekend door Sr Guilliam van Manshoven secretaris van de Justitie Gutscoven .
Uit Limburg 1957
Vanschoonwinkel Georges april 2011