Molens in Bovelingen

De molens in Bovelingen

De jeugd van tegenwoordig kan zich waarschijnlijk niet meer voorstellen hoe er vroeger gewroet werd op onze dorpsvelden om te kunnen overleven. De moderne machines zoals tractoren, pikdorsers, bietenrooiers, maïsverwerkers en noem maar op, zijn pas de laatste 40 jaar in onze contreien verschenen.
Niet dat er sinds de middeleeuwen geen evolutie is gebeurd, maar dat was veelal druppelsgewijze en zeker niet schokkend. Nemen wij bijvoorbeeld de teelt en verwerking van het graan.
De oudsten van ons herinneren zich zeker nog hun jeugd waarbij ze betrokken zijn geweest in dat proces. Ze krijgen dan het beeld voor ogen van landerijen zwaar bevolkt met paarden en knechten, die l mestend, ploegend of aan ’t “zichtend” met de zeis. Vrouwen die de schoven bonden met zelfgemaakte strobanden, of “mantelden” om het graan verder te laten drogen, vooraleer het met de boerenkar werd ingehaald en opgeslagen in “den taas” in afwachting dat het met de vleugel of met het vuurmachine werd gedorst.Windmolen

Een deel van dat graan diende voor de voeding van mens en die en moest daarom gemalen worden. Dat mocht niet te ver gebeuren want verre transporten waren ook uitgesloten. Vandaar dat er in ons dorp steeds molens waren.

Als oudste bekende staat de molen van Pepingen bekend. Wij hebben namelijk een akte uit 1322 waarbij Fastraad van Pepingen, aan de abdij van Nonnenmielen( Melveren) allodiale grond verkoopt die gelegen was aan de molen van Pepingen.
Later is er ook sprake van de molen van WAERLEGGE. Een watermolen op de beek (de jeker ?) die tussen Lantremange, Opheers, Lieck (Oleye) gelegen was wij vinden een akte uit 1450.
Wij hadden in Mechelen ook een watermolen op de kleine Herk, gelegen een honderdtal meters stroomafwaarts van het kapelletje van Lourdes aan de burgemeesterstraat .Ze dateert toch van na 1660 want op een oude kaart van Mechelen van die tijd is ze niet aangeduid. Er was een toegangsweg langs de beek, maar ook vanaf de Burgemeesterstraat naast het huis van Joseph Royer. Momenteel kan men nog duidelijk de plaats situeren. Er is nog steeds een verhoging te zien in de “weekes” aan weerskanten van de beek. Dat was zeker de plaats waar een  waterreservoir werd aangelegd om het schoepenrad te doen draaien. Deze molen was eigendom van het kasteel maar ook de boeren mochten ervan gebruik maken om hun meel  te malen. Van de molen is verder niets overgebleven, alleen dat oudere mensen nog altijd spreken van de “molenbeek”  als gevolg van deze vroegere functie. Later is er ook sprake van de watermolen van Overbroek waar onze boeren terecht konden.

Een tweede molen die wij geïdentificeerd hebben was een windmolen. In een tekst van Saumery en de bijbehorende ets van Remacle Leloup (1740) zien wij het kasteel van Bovelingen met ver op de achtergrond een windmolen. Zij was recenter en ook eigendom van de kasteelheer. Ze stond op de hoogvlakte tussen Mechelen en Boekhout (rechts van het kasteel) Hier was de grootste windopvang. Om haar te bedienen was een man met ervaring nodig en daarom liet de graaf  een mulder afkomen van Bekkevoort (Diest) (1830), ene zekere VERMEULEN, die dus de stamvader werd van het huidige geslacht in onze streek. Niets is nog te zien op de plaats waar ze ooit gestaan heeft tot omstreeks 1900. Enkel als wij spreken van de “meulenberg” en het “meulebeuske” dan gaat er opnieuw een lichtje branden.

In de 20ste eeuw waren de boeren vooral aangewezen op de molen van “Suus” ( Frans Florquin) , aangedreven door een motor of na den oorlog 1940-45 ook deze van “Kaar” (Frans Schroyen).


Jos Schoefs

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *