Pijproken in onze contreien.
Tabak is een product afkomstig van de bladeren van de tabaksplant Nicotiana tabacum, dat als genotmiddel wordt gerookt, gekauwd (gepruimd) en gesnoven. De tabaksplant is een eenjarige plant, die in het algemeen op grote plantages wordt verbouwd. Rookbare vormen van tabak zijn roltabak, sigaretten, sigaren en pijptabak; voor het snuiven wordt tabak tot snuiftabak gemalen en om te kauwen als pruimtabak verkocht. Verreweg de meeste tabak wordt echter als sigaretten geconsumeerd. Eind 19e eeuw en begin 20ste eeuw was het pruimen en snuiven van tabak een populaire vorm van tabaksgebruik in onze streken. Veel van onze dorpsgenoten werkten destijds in de koolmijnen van Luik en van de Kempen waar uiteraard, omwille van het brandgevaar, niet mocht gerookt worden. De enige oplossing was dus snuiven of “chieken”. Verder werd er duchtig de pijp gerookt, op café, in het veld en rond de Leuvense stoof.
De eerste tabak die gebruikt werd in Europa kwam uit kleine Europese aanplantingen en vooral door import uit Zuid-Amerika. De Spanjaarden wilden die handel controleren, ze maakten het landen als Engeland en Nederland moeilijk om tabak te verhandelen. Ze hadden Sevilla uitgeroepen tot tabakshoofdstad van Europa en alle tabak moest via deze stad verdeeld worden over het Europese continent. Deze onregelmatige import was ongetwijfeld een stimulans om in het begin van de 17de eeuw de eerste plantages aan te leggen voor tabak in de Lage Landen. In de 19de eeuw ontstond in België tabaksproductie in Wervik, Appelterre en de vallei van de Semois. De tabak uit België werd hoofdzakelijk in het land zelf verkocht, maar soms ook geëxporteerd. De tabaksverwerking in onze provinciehoofdstad is vrij vroeg op gang is gekomen maar heeft zich niet ontwikkeld tot een echte industrie. Ook in Bilzen, Tongeren, Sint-Truiden, Bree, Maaseik, Peer… vonden we kleine tabaksfabriekjes (tabaksateliers) terug. Ook hier in deze kleine landelijke steden is de tabaksindustrie nooit van de grond gekomen.
In 1858 liet pijpenfabrikant Wingender-Knoedgen, residerende te Luik, een patent neerleggen voor een type gesloten pijp waar de rook via een mond inde pijpenkop kon ontsnappen. Om te kunnen wedijveren met de mooie en kunstige pijpen van de rijken, werden er mooie kleipijpen gemaakt met verschillende afbeeldingen. Zo kon de gewone man ook een wat uitstraling geven tijdens het roken van zijn stenen pijpje.
Het roken van de pijp was in onze streken sterk ingeburgerd onder de gewone bevolking. De gewone landbouwer of labeurman kon zich in de 18de en 19de eeuw geen dure pijp, in meerschuim, porselein of wortelhout veroorloven. De”stenen pijp” was aldus de pijp bij uitstek. Goedkoop (0,90 Frank/stuk in 1924), goed functionerend en overal verkrijgbaar. België heeft een lange traditie in het produceren van pijpen vanaf circa 1700. De pijpen werden gemaakt uit witbakkende klei, de zogenaamde pijpaarde. In België waren er verschillende producenten van klei-pijpen. In onze streken werden vooral de pijpen van Knoedgen uit Bree en Barth uit Andenne gebruikt. Vermoedelijk werden de pijpen van leveranciers uit Maastricht en Luik ook veelvuldig gebruikt. Waar deze exact geproduceerd werden weten we helaas niet.
Deze witte pijpenkoppen vinden we nog regelmatig op de akkers. Immers, de aarden pijpen waren zeer breekbaar waardoor een verwoed roker er jaarlijks verschillende nodig had. Als de pijp gebroken was werd ze, net zoals veel andere dingen, op de mesthoop gegooid. Zo geraakten de pijpenkoppen via de mest op de akkers. Met een beetje geluk vind je een pijpenkop met een afbeelding van een Huzaar, Koning Leopold I, Koning Albert I, of een pijp met het Belgische wapenschild en wapenspreuk l’Union Fait La Force.
Nu het roken overal meer en meer verboden wordt sterft vooral het pijproken uit. Een pijp is immers niet zoals een sigaret. Je rookt er veel langer aan, en een pijp die ééns uitgegaan is, deugt in feite niet meer. De laatste stuiptrekking van de aarden pijp was op de kermis. Eer men op de, uit witte pijpaarde gemaakte, pijltjes kon schieten in de schietkraam waren het nog “echte stenen pijpen”. (Laatst ontdekten we in Kermt nog een afvalkuil met duizenden gebroken en stuk geschoten stenen pijpen van de kermis.) De laatste tijd komen er alsmaar meer verzamelaars die, ondanks dat ze niet roken, pijpen beginnen te verzamelen. Zowel stenen pijpen als pijpen in andere materialen. Er zijn er zelfs die uit asbest gemaakt werden. Hieronder nog enkele voorbeelden. (Met dank aan het pijpenmuseum Amsterdam voor de afbeeldingen.)
Jo Billen oktober 2019