Mô de smeed, Herman Vandermeer
Het beroep van smid is een zeer oud beroep, want sinds de mens metaal is gaan gebruiken, werd er al gesmeed. Het smeden is een oeroude bewerkingsmethode. Een stuk wordt in het vuur verhit en vervolgens in de gewenste vorm gebracht met een smidshamer op een aambeeld. Reeds in de oudheid hing er een waas van geheimzinnigheid rond de smid in de weer met het vuur en het vonkenspattend ijzer. De kunst van het smeden van materialen was hoog ontwikkeld. Vooral de Kelten en de Germanen wisten prachtige wapens en kunstvoorwerpen te smeden. De Romeinen hadden hun god Vulcanus voor de smeedkunst. De Grieken hadden Hephaistos. Uit deze smeedkunst is door de eeuwen heen het beroep van smid ontstaan. In een dorp was de smid onmisbaar voor de boeren omwille van het nodige gereedschap dat hij voor hen vervaardigde. Zo was hij even onmisbaar voor andere beroepen: kuiper (ijzeren banden), schoenmaker (leest), timmerman (bewerkte ijzeren sierstukken), rademaker (repen en banden). Een bijkomend beroep voor de meeste dorpssmeden was het beslaan van paarden. Hij was de schoenmaker voor de paarden.
Door de verplichte opleiding en het behalen van een diploma, kreeg de smid de titel van hoefsmid, het was een precies werk om het hoefijzer zo nauwkeurig mogelijk aan te passen met de daartoe bestemde hoefnagels. De familie Vandermeer was gedurende verschillende generaties bekend als hoefsmid in Horpmaal; de hoefstal dateerde uit het jaar 1868. De laatste in de rij was Herman Vandermeer (Mô de smeed) in opvolging van zijn vader Jacobus. Hij hanteerde de smidshamer gedurende meer dan 61 jaar (1915-1976) en legde deze op vijfenzeventigjarige leeftijd definitief neer.
Herman Vandermeer werd geboren te Horpmaal op 21 februari 1901 en huwde in 1930 met Elisabeth Francis, amper elf dagen ouder dan hijzelf. Samen hadden ze 3 dochters: Marie-Louise, Josephine en Josée.
Reeds van zijn veertiende jaar stond Herman in de smidse. Op deze prille leeftijd nam vader Jacobus hem naast zich. Vader Vandermeer stierf in 1952, 93 jaar oud. Tot zijn zevenentachtigste had hij zelf zijn paard beslagen. Herman overleed op 31 mei 1979 te Horpmaal.
De smidse van Horpmaal in de Oreyebergstraat was de meest bekende van de streek en genoot een goede reputatie. Vroeger werden er tot 180 paarden en 120 koeien beslagen. Om het landbouwgerei te herstellen in oogst en bietentijd waren er dagen dat vader en zoon van ’s morgens halfvier tot ’s avonds tien uur in het gareel stonden. Tegenwoordig is de “algemene” smid vrijwel verdwenen. Zijn taak is overgenomen door machinefabrieken die met grote productiesnelheid metalen voorwerpen voor het dagelijks leven produceren.
Jaren geleden had vrijwel ieder dorp zijn eigen smid. Die tijd ligt nu ver achter ons. Het beroep van smid wordt nog maar weinig uitgeoefend. Alleen het beroep van hoefsmid is nog steeds vrijwel onveranderd gebleven. Voor het beslaan van paarden komt de hoefsmid tegenwoordig aan huis met een mobiele hoefstal.
Kalender gezinsbond 2012 – Michel Matheï
Georges Vanschoonwinkel mei 2020