Tjenneboom
BORGLOON. – Langs een oude Romeinse weg in Gotem: (Borgloon) en niet ver van de kapel van Helshoven in Gelmen (Sint-Truiden) – een bekend en druk bezocht bedevaartsoord ter ere van Maria, koningin van de blijde vrede– slaat een galg. Het is een constructie van eiken balken met een galg, die om en bij de drie meter hoog is en dateert uit 1982. In de omgeving staan wat bomen en struiken in terrasvorm. Het is een groen en vooral vredig oord voor wandelaars en picknickers, die er even komen verpozen aan tafels en banken. Toeristen uit alle hoeken van het land maken niet enkel kennis met het leemrijke, het golvende en het fruitige Haspengouw. Ook en vooral doet de galg hen herinneren aan een luguber verleden. In 1493 – bijna 500 jaar geleden – werden er de eerste boeven opgeknoopt. Ze kwamen uit het naburige Rijkel, nadien volgden nog vele andere outlaws en rovers. Destijds spraken koningen, rondreizende rechtbanken en schepenbanken de doodstraf – veelal ophanging aan de galg – uit onder een stokoude linde. En niet ver daar vandaan stond de galg, waarde beul de strop rond de nek van de terdoodveroordeelde deed. Van in de vroege middeleeuwen tot aan de Franse lijd vonden boeven, moordenaars, deserteurs en tal van andere kleine en grote criminelen de dood aan de galg. In onze contreien kregen vooral vele Bokkenrijders – ze maakten deel uit van een roversbende uit de 18de eeuw – een koord om de nek. Allen werden opgehangen aan een eikenhouten galg, die veelal op een berg in een uithoek van een dorp of een gehucht stond. In de steden lagen de galgenvelden buiten de stadswallen.
——————————————————————————–
«Het was vooral kwestie van het kwade en het boze zover mogelijk uit het centrum van het dorp te houden», legde Eddy Valgaerts uit. Hij heeft zich als één van de weinigen in de provincie gebogen over het verleden van die macabere straftuigen. «Het kwaad moest met de wortel uitgeroeid worden. Anders vonden de zielen van de simpele boeren en pachters geen rust meer. Ook heksen bengelden hoog aan een galg. Niet veel, maar het kwam voor. Veruit de meeste heksen stierven een erg pijnlijke dood op de brandstapel. die met mutsaarden eveneens in een uithoek van het dorp of op een heuvel werd aangestoken. Zowel de galgen als de plaatsen waar heksen werden verbrand, werden door de mensen angstvallig gemeden. Dood boezemde de mensen angst in. Rond die plaatsen ontstonden ook de spookverhalen en dwaalden er ’s nachts lichtjes rond. Vandaag neemt een meerderheid van de mensen dergelijke verhalen niet meer au serieux. Door de secularisering zijn de tijden veranderd».
Sinds Napoleon spreekt de galg niet meer. Ook in Limburg zijn vele sporen door de tand-des-tijds uitgewist. Met uitzondering van sommige straatnamen, die nog verwijzen naar het bestaan van de galgen. Zoals? Een «Galgenbergstraat» in Stokrooie, Bree, Hasselt, Bocholt, Halen en Heusden. Verder kent de provincie nog een aantal «Galgenstraten» in Beringen. Maasmechelen en Duras in SintTruiden. Zolder telt nog een «Galgeneind». En ook in een aantal plaatsnamen komt de samenstelling met «galg» nog voor: Galgenberg, Galgenveld, Galgenbos en Galgendries.
Galgenveld
De galg in Helshoven en de heuvel errond is het enige tot nu toe gerestaureerde galgenveld van de provincie. De man achter de reconstructie van de galg en de herwaardering van nog vele andere bezienswaardigheden in en rond Helshoven is de Assumptionist Arsène Martens. die momenteel verblijft in het Sint-Aloyisiusinstituut te Zepperen. We denken hierbij aan de meer dan 700 jaar oude kluiskapel. De Rateltom of het Tommeken (een GalloRomeinse tumulus), de Tjenneboom (zie hieronder). de Trudo-, de Loonse en de Kruiskapelfietsroutes. en de wandelweg langs de Romeinse heirbaan. Voor het renoveren van al die monumenten kreeg broeder Arsène financiële en logistieke steun van de stadsbesturen van Borgloon en Sint-Truiden. Zelf steekt hij de handen uit de mouwen bij het onderhoud van deze monumenten. Er gaat bijna geen dag voorbij of broeder Arséne loopt effe langs.
«Ik hen geboren en getogen in Helshoven, en als kind heb ik al die plekjes verkend. Ze hebben voor mij een grote waarde. die ik van ganser harte wil delen met andere mensen. De tradities en het verleden mogen niet verloren gaan. Och, ik hen niet de enige, die daar een steentje toe bijdraagt.»
Tjenne
Van het galgenveld naar de Tjenneberg, die op een kruispunt ligt van de vier gemeentes Voort, Gotem, Mettekoven en Hoepertingen. Met Maurice Creten – lid van de geschiedkundige kring van Hoepertingen en onze gids in en rond Helshoven – is het maar een kleine stap. En het gaat erg bergop. Met zware leem aan de voeten – resultaat van een nachtelijke bui bereiken we de top. Met zijn 92 meter het hoogste punt in Midden-Haspengouw. Een kleine zilveren abeel met wat struiken er omheen sieren samen met een rustbank de heuveltop. Centraal staat er ook een bordje niet een herinnering aan «Tjenne» of «Jenne», bijgenaamd de heks van Mettekoven.
De naam zou verwijzen naar een Johanna of Anna Machiels, die van hekserij werd beschuldigd. Na een proces van ruim twee jaar werd «Tjenne de heks» in 1667 levend verbrand. Ze zou de verpersoonlijking zijn geweest van allerlei boze machten. Ook zou ze heel wat «kwaaie daden » op haar kerfstok hebben gehad of destijds jong en oud ertoe aangezet.
De doodstraf werd uitgesproken aan de voet van een reuzelinde. een goeie 100 meter beneden de Tjenneberg en de verbranding vond dan op de top plaats. Sindsdien wordt in de overlevering en geschriften gesproken over de «Tjenneboom» (de eerste). Hoe reusachtig die boom was? In een nummer van het tijdschrift «Limburgse Volkskunde» (1888-1889) schrijft Jules Frère: «De omtrek van de linde was 5,60 meter en vier personen konden makkelijk in één der spleten staan. Het takkengestel was sterk ontwikkeld en had een doorsnede van 16 meter».
Onheil
Eind vorige eeuw stierf de reuzelinde van ouderdom en in de nabijheid schoot een populier wortel, die dan de naam van Tjenneboom (de tweede) droeg. Hij bleef niet verstoken van onheil. Of had Tjenne de heks daar de hand in? Het leek alsof haar geest er nog rondzwierf. In volle groei werd hij geteisterd door een orkaan. Hij overleefde de aanslag. Vóór de invasie van de Duitsers in de tweede wereldoorlog gebruikte het Belgische leger de heuvel – toch een ideale uitkijkpost over een groot deel van de provincie – als verkenningspunt, met een telefooninstallatie in de onmiddellijke nabijheid. Ook de Duitsers en de Amerikanen maakten gebruik van de gunstige ligging van de Tjenneheuvel.
De Amerikanen sloegen bijna een jaar lang hun tenten op onder de hoorn. De dag nadat ze in de zomer van ’45 wegtrokken sloeg de bliksem in de populier. Van de kruin tot de wortel werd de stam opengereten. Vijftien jaar later werd de zwaargehavende boom, zoals «Tjenne de heks» – oh, speling van het noodlot -, levend verbrand. Na de blikseminslag gingen kinderen uit Helshoven en omgeving spelen in de holle boomstam. Ze haalden allerlei kattenkwaad uit en gingen ook een vuurtje stoken. De populier ging in de vlammen op. Alleen de stronk bleef nog overeind. Kinderen hebben van de eens zo statige boom een reus op lemen voeten gemaakt. En op een mooie woensdag lag dan ook de stronk tegen de, grond. Hij kwam neer in een tarweveld.
Leven
Tjenneboom twee was dood. Niet getreurd. tien jaar later verrees een derde boom uit zijn as. Door toedoen van de ijverige broeder Arséne Martens, burgemeester Vrancken van Gotem, en tal van notabelen uit Borgloon. SintTruiden en de rest van de provincie werd een jonge witte populier geplant. Vandaag is de abeel een uit de kluiten gewassen populier, die opnieuw de naam «Tjenneboom» draagt. Tot nu toe is hij gespaard gebleven van de bliksem of enig andere natuurramp. Misschien is de toom van «Tjenne de heks» geluwd en heeft haar ziel in de kleffe leemgrond eindelijk rust gevonden.
Panorama
Bij het aanplanten van de derde Tjenneboom op 22 april 1970 schreef de voormalige conservator van Bokrijk Jozef Weyns een korte spreuk, die nog altijd op een bord langs de boom prijkt: «Opnieuw geplant door Vrancken’s hand, waar ‘k eeuwen overschouw ons vruchtbaar Haspengouw». Inderdaad, de Tjenneheuvel en de vele boomgaarden errond zijn het hart van de fruitstreek in Haspengouw. Vanop de heuvel kijken we ook naar het golvende landschap en hebben er een ongelooflijk mooi panorama. Bij goed weer en een open, blauwe hemel tellen we er een 15-tal kerktorens. Het zijn bakens in het landschap. Zelfs de steenstorten van de mijnen van Waterschei, Winterslag, Zwartberg, Houthalen en Beringen zijn goed zichtbaar. Een betere uitkijk over de streek is er niet. De laatste blik die de heksen op de brandstapel en de boeven aan de galg met zich meenamen naar de eeuwigheid was alleszins de moeite.
Xavier LENAERS.
Foto’s: Guido SCHEPERS.
Uit ‘Het Belang van Limburg’ van 2 Augustus 1991