Oude gloriën uit het wielerleven in onze dorpen
Armand Thewis “de fietsende sperwer”
.
Won in 1914 het kampioenschap van België der Onafhankelijken,
in 1920 de Ronde van België
in 1925 twee koersen van 385 km. : Parijs – Brussel en Parijs – Calais.
Weinigen zullen hem kennen onder zijn echte naam, Armand Thewis, in zijn rennerstijd werd hij “De Sperwer” genoemd – en dat is sindsdien zo gebleven. Die bijnaam verwierf hij, toen hij in 1910 een koers won op de piste van Borgloon, op dezelfde dag dat de lievelingsduif van zijn grootvader de eerste prijs wegkaapte in een grote vlucht, die ingericht werd door de maatschappij van Borgworm (Noot : de duivenmaatschappijen van onze dorpen en ook Gelinden, Engelmanshoven, Groot-Gelmen e.a. speelden, en nog tot heden, met inkorvingsburelen in Groot-Gelmen, Gutschoven, Heers, Opheers, Mechelen-Bovelingen en Rukkelingen-Loon, een samenspel met Waremme-Borgworm waarvan de naam was en nu nog is “L’ Epervier = De Sperwer”). Die duif, ook, heette “De Sperwer”. Toen hij ‘s namiddags zijn kleinzoon op één been zag winnen op de Loonse piste, riep grootvader Thewis geestdriftig uit : “Armand rijdt nog sneller dan de Sperwer kan vliegen !”. En daarmee had Armand dan zijn naam vast ! De sportmannen van Gelinden waren “met muziek”, (lees : met harmonika ‘s) naar Loon getrokken om hun dorpsgenoot aan te moedigen. ‘s Avonds keerden zij zingend terug naar huis en toen zij, na onderweg de dorstige kelen verfrist te hebben, het dorp binnentrokken, brulden zij om ter hardst, zichzelf op hun trekorgel begeleidend : “Wie is de eerste ? ‘t Is onze Sperwer !”.
Het was “De Sperwer” en het is “De Sperwer” gebleven, ook toen Armand na de eerste wereldoorlog van Gelinden naar Sint-Truiden verhuisde en toen hij zeven jaar later, na de koersfiets aan de haak te hebben gehangen, mijnwerker werd in Waterschei waar hij in nu 1959 al meer dan twintig jaar woont. Hij is dan 66 jaar, gepensioneerd en wonend in de Stalenstraat.
Met de fiets op de rug.
De bijnaam van Armand Thewis werd indertijd zelfs vertaald : de Walen noemden hem “Le Mohet”. Op de wielerbanen rond Luik, waar voor de eerste wereldoorlog heel wat Limburgers werkten, was Armand Thewis indertijd even populair als op de pistes van Groot-Gelmen, Klein-Gelmen of Loon (noot : graag hadden wij van aandachtige lezers bijkomende inlichtingen, bijdragen en/of foto ‘s van deze pistes). Die wielerbanen geleken bijna allemaal op elkaar : zij hadden een assen piste en de bochten waren in hout. Thewis behaalde als “beginneling” (de juniores bestonden toen nog niet) op deze talrijke pistes een massa overwinningen, ondermeer in Luik, Wandre en Jupille, waar hij aangemoedigd werd met de kreet : “Allez, petit flamin, allez Mohet”.
In Gelinden zelf had men ter gelegenheid van de kermis in 1909, ook een dergelijke assenpiste met houten bochten aangelegd. Er werden drie koersen op ingericht : één voor de mannen van het dorp, één voor de mannen, die in een straal van 5 km. rond de gemeente woonden en één voor alle beginnelingen. Armand Thewis nam aan de drie koersen deel en . . . won ze alle drie. Waarna hij een vergunning als beginneling nam, met vijf minuten voorsprong te Klein-Gelmen won, vlak daarna eveneens met vijf minuten voorsprong won in Gotem en nadien nog een hele reeks overwinningen wegkaapte, zowel in weg- als in pistekoersen. Op te merken valt dat in de zogenaamde “kermiskoersen” van die tijd, alle renners mochten starten.
Na een paar jaar werd “De Sperwer” onafhankelijke en toe begon hij aan wat hij noemt “de grote koersen”, waarin hij een uitstekend figuur zou slaan en later grote faam zou verwerven.
In 1913 nam hij voor de eerste maal deel aan de Ronde van België voor Onafhankelijken, die verreden werd over zeven ritten. Er waren rond de tweehonderd vertrekkers. “In de eerste rit deed ik in Visé een val, toen ik inde kopgroep van 13 man zat”, zo vertelt hij. “Bij die val brak ik mijn voorwiel en ik moest, met de fiets op de rug, te voet verder tot ik een fietsen vond, waar ik een ander wiel kon krijgen. Ik werd . . . 94e. In de volgende zes ritten was ik telkens tussen de eerste vijf en in het eindklassement werd ik vijfde. De eindrangschikking werd niet volgens de tijd, maar volgens de punten opgemaakt. Als ik in de eerste rit van tegenslag gespaard was gebleven en tussen de eerste tien was geëindigd, zou ik in de eindrangschikking derde zijn geworden”.
Kampioen van België met 21 minuten voorsprong.
In 1914 werd Armand Thewis kampioen van België bij de Onafhankelijken en won hij nog vier andere grote koersen. Maar laten wij eerst vertellen, zoals hij dat noemt, “wat hij dat jaar aan de hand had” in Brussel-Luik.
“Ik reed toen voor een Gents rijwielmerk”, zegt hij. “’s Avonds voor de start van Brussel-Luik, zei men mij, dat ik maar rustig naar bed moest gaan : mijn fiets, waaraan één en ander haperde, zou in orde gebracht worden en ‘s anderendaags klaarstaan. Toen ik ‘s morgens opstond, was de fiets helemaal niet klaar ! Ik vond een bon, waarmee ik op een bepaalde plaats een wisselstuk voor mijn achterwiel en op een andere plaats een paar tuben kon gaan afhalen. Eer dit gebeurd was, waren de renners reeds de baan op : ik kwam precies vijf minuten te laat aan het vertrek ! Ik was natuurlijk razend, trapte mijn fiets helemaal door elkaar, bond de stukken samen met een ijzerdraad en stuurde ze op naar Gent, met mijn complimenten en de mededeling, dat ik nooit meer voor dat merk zou koersen . .”
Datzelfde jaar heeft “De Sperwer” toch nog vijf andere koersen van 250 km. gewonnen, waaronder het kampioenschap van België voor Onafhankelijken, dat te Dinant werd ingericht en waaraan 198 renners deelnamen. “De Sperwer” reed in dit kampioenschap gedurende tweehonderd kilometer alleen op kop en won met . . . . 21 minuten voorsprong op een groepje van vier man die zich als volgt klasseerden : René Vermandel (2e), Braine (3e, die het kampioenschap in 1913 had gewonnen), Lenoir (4e en kampioen van België in 1912) en Lobenthal (5e). “Ik had mijn ereronde reeds gereden, was gewassen en stond aan de aankomstlijn te kijken, toen René Vermandel als tweede over de meet kwam . . .” vertelt Armand glimlachend.
Winnaar van de Ronde van België in 1920.
“De Sperwer” zou in 1914 wellicht ook de Ronde van België hebben gewonnen, als die . . . verreden was geworden. ‘s Zondags voor de start van de Ronde brak echter de oorlog uit. Na de wapenstilstand opende Armand Thewis te Sint-Truiden een café en dat is de reden waarom hij in 1919 niet koerste, maar wachtte tot in 1920 om opnieuw beginnen te koersen. Dat jaar won hij de Ronde van België voor Onafhankelijken en zegevierde in andere grote koersen, waaronder Luik-Verdun en terug in twee ritten.
“In Luik-Verdun klopte ik Jef Pé, die samen met mij ter aankomst kwam”, vertelt hij. “Wij hadden onder ons beiden 8 minuten voorsprong op Gerard Debaets, die derde werd. ‘ s Anderendaags werd dan Verdun-Luik verreden, eveneens over 250 km. Na een vijftigtal kilometer waren vijf man voorop. Ik zei tegen Pé dat het tijd werd om er achter te gaan. Wij reden de vijf kopmannen gladweg voorbij en op acht kilometer voor Luik hadden wij onder ons beiden 21 minuten voorsprong ! Toen vergisten wij ons van weg ! Misleid door een affiche, die veel gelijkenis vertoonde met deze van Luik-Verdun-Luik, namen wij het parcours van een . . . motokoers. Toen de officiëlen onze vergissing vernamen, kwamen zij ons achterna. De auto achterhaalde ons pas, toen wij al zes en een halve kilometer van de goede weg af waren. We moesten terugkeren. Pé was zo kwaad, dat hij de strijd wilde staken : hij was van oordeel, dat de inrichters ons per auto moesten terugbrengen tot op de goede weg, maar dat deden zij natuurlijk niet ! Ik wist hem te overhalen om samen met mij voort te doen. Toen wij opnieuw het kruispunt bereikten, waar we de verkeerde weg waren ingeslagen, was onze voorsprong van 21 minuten geslonken tot 5 minuten. Wij hadden 13 km. te véél afgelegd. Tijdens de acht kilometer, die ons nog van Luik scheidden, vergrootten wij onze voorsprong opnieuw van 5 tot 8 minuten. Ter aankomst klopte ik Pé met 3 à 400 meter verschil.”
Als onafhankelijke tussen de profs.
We schreven reeds, dat Armand na de oorlog een jaartje inactief bleef en pas in 1920 herbegon te koersen.
Naderhand had wij wel een beetje spijt van dit uitstel. De Franse rijwielmerken hadden in 1919 namelijk met de voornaamste renners contracten afgesloten voor een termijn van vier jaar en namen nadien voorlopig niemand anders meer aan. In plaats van naar de beroepsrenners over te gaan, bleef “De Sperwer” om die reden nog bij de Onafhankelijken. Na zijn overwinning in de Ronde van België van 1920 wilde de Bond echter absoluut dat hij beroepsrenner zou worden. “De Franse merken hadden in 1919 aan hun renners beloofd, dat zij de eerstvolgende vier jaar niemand zouden aannemen”, vertelt Thewis. “Ik geraakte bij geen enkel Frans merk binnen en daarom weigerde ik, beroepsrenner te worden. Ik stopte gedurende twee jaar en in 1923 begon ik opnieuw te koersen . . . als onafhankelijke. Wij hadden in die tijd, als onafhankelijke, kans genoeg om in beroepsrennerkoersen te starten, ondermeer in Noord-Frankrijk, waar ik vaak aan de slag was. In 1920 won ik daar ondermeer de eerste rit van de “Circuit Minier”, met acht minuten voorsprong op Frik Vervaecke en dertien minuten op Rebry, die derde werd ! “Kijk” voegt hij er aan toe, terwijl hij een vergeeld blad bijhaalt, “hierin kunt ge het verslag en de uitslag nog zien”.
De tweede rit van de “Circuit Mineur” werd voor “De Sperwer” een zware ontgoocheling. Hij verhaalt, dat hij vijfmaal platreed, tengevolge van . . . nageltjes, die op de weg waren gestrooid ! Ondanks zijn vijf bandbreuken, werd hij vijfde in deze tweede rit, die gewonnen werd door Rebry, voor “Frik” (Julien) Vervaecke. Rebry werd eindoverwinnaar, Vervaecke tweede en Thewis derde in het eindklassement.
De sterkste in Brussel-Parijs en in Parijs-Calais.
Zijn meest indrukwekkende overwinningen behaalde “De Sperwer” in 1925 in Brussel-Parijs en in Parijs-Calais, twee koersen van allebei 385 km.
In de week, die Brussel-Parijs voorafging, legde hij als training, op één dag, vierhonderd kilometer af !
“Ik reed viermaal van Sint-Truiden naar Namen en terug, tweemaal voor en tweemaal na het middageten”, zegt hij. “De afstand van Sint-Truiden naar Namen bedraagt 51 km. Reken maar uit . . .”
Vermelden wij hier terloops dat Brussel-Parijs zevenmaal werd verreden. De eerste editie, in 1924 werd gewonnen door Hector Martin, het jaar nadien zegevierde Armand Thewis vÓÓr Debusschere, in 1926 won Debaets, in 1927 Ville, in 1928 Dewael, in 1929 V. Rossem en in 1943 Kint. “De Sperwer” en De Busschere kwamen in 1925 de Buffalo-wielerbaan binnen met ruim twintig minuten voorsprong op Van Hyffte (B.), die derde werd !
“Op het einde van de koers was Debusschere, met wie ik nog een zeer grote voorsprong had genomen, erg vermoeid”, vertelt Armand Thewis. “Ik wist, dat ik zou winnen. Op twaalf kilometer van de aankomst stapte ik van de fiets om even tegen een boom te gaan staan. De volgers riepen mij toe dat ik gek was, maar ik wist dat ik Debuscchere spoedig zou achterhalen. Dat deed ik dan ook, maar . . . op 8 km. van Parijs leed ik bandbreuk ! Na herstelling, zette ik de achtervolging in en achterhaalde hem. Ik herinner mij nog dat het regende dat het goot. Daarom was ik voorzichtig op de Parijse Boulevards, uit schrik te zullen vallen. Ik probeerde niet Debusschere achter te laten. Ik wist trouwens, dat het niet nodig was : tijdens de laatste ronde op de wielerbaan gaf ik de volle maat en . . . ik won met een halve baanlengte voorsprong ! Debusschere was doodop en moest van zijn fiets geholpen worden.
Datzelfde jaar werd “De Sperwer” beroepsrenner en won hij nog een andere koers van 385 km. namelijk Parijs-Calais. Hij had ondertussen een kontrakt gekregen voor het Franse merk “La Française”, voor hetwelk ook Hector Martin reed. “Ik had voor het vertrek van Parijs-Calais een akkoord gemaakt met Hector Martin”, vertelt hij. “Dat akkoord bestond erin, aan te vallen van bij het vertrek. Wij ontsnapten driemaal, maar telkens reageerden Debusschere en diens ploegmaten van Alcyon. Op een smal fietspad, waar wij achter elkaar moesten rijden, demarreerde ik opnieuw, zo hard als ik kon. Hector Martin en de Fransman Ville sprongen mee en . . . de beslissing was gevallen. Wij namen onder ons drieën een grote voorsprong. Martin geraakte echter vermoeid en staakte onderweg de strijd. Ville en ik bleven vooruit. Ter aankomst klopte ik de Fransman zonder veel moeite”.
Afscheid in 1927.
In 1927 heeft Armand Thewis niet veel koersen meer betwist. In de Ronde van Vlaanderen, bij ijskoud weer beslist, werd hij ziek. “Ik kreeg erge pijnen in het hoofd en sukkelde daar het ganse seizoen mee”, vertelt hij. “Tenslotte heeft een Luikse dokter mij genezen. Het volgende jaar was ik weer fit, maar toen . . . werd mijn contract niet meer vernieuwd door “La Française”. Ge moet weten, dat ik van dit merk een maandgeld trok van 1200 Franse frank. In Belgisch geld was 1860 frank per maand, van januari tot december ! En terwille van mijn ziekte, had ik bijna niet kunnen koersen ! “La Française” vernieuwde het jaar nadien mijn contract dus niet. Ik besloot toen, de fiets meer aan de haak te hangen . . ” P.A.
“Armand Thewis werd in Klein-Gelmen, Groot-Gelmen of Gelinden geboren op 18-04-1893, overleed in Genk op 14-01-1960 (het jaar na het verschijnen van het artikel in de krant). Hij was gehuwd met Maria Breesch, geboren en getogen in Sint-Truiden op 21-12-1899. Zij was de dochter uit de grote familie Breesch, bier- en fruithandel. Hiermee kwam “De Sperwer” in het uitbaten van het café in Sint-Truiden terecht, café gelegen tegenover de kerk in de Stapelstraat, nu Tiense straat. Volgens zoon Marcel, die ik heden (17-06-2003) persoonlijk sprak, trok Armand met een gedeelte van de familie Breesch naar Waterschei, waar zij verschillende handelszaken runden, o.a. een logementshotel, kleer- en fruitwinkel aan de mijn. Armand werd ploegbaas aan de mijn. Zijn zoon Marcel, geboren te Sint-Truiden op 10-11-1926, woont nog in het ouderlijk huis op de Stalenstraat 157. Er is ook nog een dochter Denise Thewis. De ouders van Armand “De Sperwer” Thewis waren Jean Baptiste Thewis en Gertrude Victorine Thewis. Stephanie Thewis is de zus van Armand en Quinten Bergans, oud-gemeentesecretaris van Gelinden is de schoonbroer.”
Uit “De Zondag in Limburg” van 29 November 1950
(wordt vervolgd)
met bijdragen over de naoorlogse periode met Maurits Biets, Frans Spooren, Balaes e.a. Later Gustaaf Robijns, de gebroeders Papy, José Gevers, Miel Vandenbosch, Roger Vanherck en anderen en dan nog Stan Jongen, Jean-Pierre Vrancken en zo meer. Graag hierover door de aandachtige bezoeker van onze site aanvullende gegevens.