Elisa Ryckmans

Elisabeth Ryckmans (°1910 †2010)  en Simonne Marguiller.(°1923 – †2012)

Elisa Ryckmans en Simonne Marguiller respectievelijk afkomstig van Gutschoven en Veulen als keukenpersoneel tewerkgesteld op het kasteel en bleven er ook overnachten. Zij sliepen op de bovenste verdieping aan de achterzijde van het kasteel “de Tornaco”
In de nacht van 18 op 19 november 1943 kwamen ern vliegtuigen overgevlogen.
Zoals steeds kon Elisa moeilijk de slaap vinden, door het lawaai van de vliegtuigen. Op het ogenblik van het ongeluk wekte zij Simonne maar deze geloofde het niet, omdat Elisa geregeld Simonne wakker maakte. Simonne sliep liever verder bij het overvliegen van de vliegtuigen daar zij angst had, wanneer ze wakker was.
Ook deze nacht geloofde zij het niet en maakte zoals steeds gebruik van het nachtemmer. Maar toen merkte ze ook de brand op. Zij konden niet meer langs de trap ontsnappen, daar alleen nog hun twee slaapkamers en de strijkkamer intact waren, de rest was weg.
Al wenend en biddend zijn ze dan in de kroonlijst gekropen, die tot aan hun venster kwam. Hun eerste idee was om naar beneden te springen want levend verbranden was toch het laatste. Maar dan hoorden zij geschreeuw van beneden dat een ladder tegen de muur geplaatst was, al tastend en verder kruipend op hun buik bereikten zij de plaats waar deze zich bevond; lopen durfden zij niet daar zij angst hadden om uit te glijden. De ladder, die te kort was, kwam tot onder de kroonlijst en kon van boven niet gezien worden. Op de tast en de bevelen van beneden volgen, zijn zij met hun voeten op de sporten terecht gekomen. Simonne heeft nu nog steeds het St Jozefsbeeld dat zij eerst van boven naar beneden wierp.  Na de brand heeft zij het onthoofde beeld gevonden, later het hoofd. Dit stuk bewaart zij nu nog steeds als een relikwie.
Uit eerbied voor het individu kunnen de gedachten en gevoelens van iemand die de dood voor ogen ziet, niet weergegeven worden. 

Lancaster te Voort

De meeste bemanningsleden van de Lancaster III «OF-S» (JB367) van 97 Squadron begonnen aan hun 29ste missie – om een « tour » te completeren moest men dertig opdrachten vliegen, en dan mocht men naar huis. Maar de reguliere piloot was ziek, en werd vervangen door de Nieuw-Zeelandse Pilot Officer Albert Johnson. Deze man zou vannacht zijn 23ste operatie vliegen, en had dus ietwat minder ervaring dan de rest van de bemanning. Maar Albert Johnson, 27 jaar, zou vannacht zijn taak als Captain tot het uiterste ter harte nemen. Het was om 17.15 uur dat de Lancaster de startbaan van Bourn verliet, met in het bommenruim vier rode doelmarkeerders, een bom van 4000 pond en nog eens drie van duizend pond. De bemanning had een bijzondere opdracht : ze moesten tijdens de terugweg op een specifieke plaats de rode markeerfakkels droppen als lichtbaken voor de andere toestellen die achter hen kwamen. Daarvoor was een perfecte koersberekening nodig, een zware taak op de schouders van de 26-jarige Flight Lieutenant Albert Pepper, de navigator.
Meteen na de start werd de H2S ingeschakeld, een radar waarmee het landopppervlak werd afgetast. Op een scherm kreeg de navigator kenmerken van het landschap te zien, zoals kustlijnen en grote steden. H2S was in Bomber Command een haast onmisbaar navigatie-instrument geworden. Maar toen navigator Albert Pepper bij het kruisen van de Britse kust de H2S nog eens testte, kreeg hij op zijn scherm slechts vage vlekken te zien. De oorzaak was duidelijk : de radarschotel die in de buik hing, draaide te langzaam rond. Er waren nauwelijks sterren te zien zodat navigeren op de hemellichamen vrijwel onmogelijk was. De weg naar Berlijn zou nu moeilijk te vinden zijn.
En de bommenrichter had ook slecht nieuws : een van de machinegeweren in de neuskoepel deed het evenmin. Toen ze in de omgeving van Hannover waren, meldde de rugkoepelschutter dat zijn geschut ook niet werkte. Lancaster JB367 was niet hun reguliere toestel, en de mannen vroegen zich luidop af of de machine voor deze missie wel voldoende getest was.
En toch besloot Captain Johnson de missie verder te zetten. De bommenrichter gooide voortdurend aluminium window-strips door een luikje om de radar van de nachtjagers te misleiden, terwijl de bemanning haar ogen de kost gaf, op zoek naar nachtjagers. Het kostte de navigator heel wat moeite, maar hij slaagde er in de Lancaster naar de Rijkshoofdstad te loodsen. Na haast vier uur vliegen waren ze er, maar het doelwit lag onder een dik wolkendek. Beneden hen zagen ze rode doelmarkeerders doorheen de wolken schijnen. Piloot Johnson keerde het toestel om een zo goed mogelijke bomb run uit te voeren, maar het was iedereen duidelijk dat deze missie een mislukking zou worden. En zich positionerend op de markeerbommen, probeerde navigator Pepper, hieruit de windrichting te berekenen. De man begon weer te cijferen, want nu was het zaak om de Lancaster, die geen navigatiehulpmiddelen had, door middel van tijdsintervallen en windsnelheid op koers naar huis te brengen, en dit zonder in de vooraf bekende flakzones te geraken.
De koude luchtlagen hadden nog nadelen : op vier à vijf kilometer hoogte begonnen de uitlaatgassen te kristalliseren, waardoor een Lancaster vier lange, witte slierten achter zich liet. En « contrails » waren nu net dé richtingaanwijzers voor nachtjagers en flakschutters. Daarom besloot Johnson nog lager te vliegen. De JB367 kruiste de Rijn ten zuiden van Bonn, en navigator Pepper gaf de koers naar het zuiden van Aken, in de hoop zo de flakbarrages rond de Domstad te vermijden. De bommenrichter lag op zijn buik in de neus, speurend naar rode routemarkeerders die de Pathfinders gelegd hadden zodat de bommenwerpers makkelijker hun weg boven het Continent zouden volgen.
Maar van dat moment liep het goed fout. Alle berekeningen ten spijt, waren ze toch in een flakzone rond Aken terechtgekomen. De buitenste bakboordmotor werd getroffen. Met een ratelend geluid draaide de Rolls Royce Merlin nog even door, maar gelukkig bleef een brand uit. Boordmeccano Jackson moest de propellorbladen in vaanstand plaatsen, terwijl Captain Johnson de Lanc in een duikvlucht bracht. Maar wel vier à vijf minuten lang werd de bommenwerper bestookt met flakgranaten – sommige ontploffingen waren zo dicht dat het hele toestel in de lucht gegooid werd, en splinters kletterden op en in de vleugels en romp. De 22-jarige staartschutter Charles Billows, een slager uit Liverpool, kreeg een schrapnel in de hand. Johnson stuurde de radiotelegrafist naar achter met een noodverband. Maar ook de zuurstofslang naar het masker van de schutter was doorboord, waardoor deze man voortdurend het bewustzijn verloor. Radiotelegrafist Samsan hielp de gewonde uit de koepel, en begeleidde hem naar de rustbank die midscheeps de Lancaster geplaatst was. En terwijl Samsan zich terug naar de staartkoepel begaf, om de plaats van Billows in te nemen, werd de tweede bakboordmotor kapotgeschoten. Johnson gaf bevel om zich klaar te maken om te springen. Maar ondanks het feit dat hij slecht op « een vleugel » vloog, bleef de Lancaster relatief goed bestuurbaar.
En het plichtsbesef van de bemanning blijft merkwaardig. In het rapport dat in maart 1944 over deze vlucht werd opgesteld, en waaruit deze beschrijving komt, valt te lezen dat navigator Pepper zijn piloot suggereerde om in een laatste instantie toch nog de koers te wijzigen. Want in het ruim zaten nog de vier rode doelmarkeerders  die  ze op een welbepaalde plaats tussen Aken en de Belgische grens moesten afgooien, als baken voor de rest van de bommenwerpers, en om deze zeker niet in de flakbarrage van daarnet te loodsen. Johnson bleef opvallend rustig, en op twee motoren draaide hij de Lanc naar de correcte positie zodat de vier routemarkeerders op hun correcte plaats afgegooid konden worden.
Even later hing de machine ten noorden van Luik, toen de Flak weer toesloeg. Boordschutter Hesselden werd in de knie geraakt, en in het aangezicht van bommenrichter Williams sloegen kleine splintertjes in. En dan klonk de opgewonden stem van piloot Johnson « Mijn god, kijk nu, ze is niet meer te besturen, we moeten zo snel mogelijk hier uit ! ». Wat er precies gebeurd was wist niemand, behalve de captain. De bommenrichter vroeg nog of ze de kust zouden bereiken, waarop de Nieuw-Zeelandse gezagvoerder met een kort « No » antwoordde.
Navigator Pepper liet het instrumentarium nog door een kleine detonatie vernietigen, om te vermijden dat de H2S en andere radarapparatuur in Duitse handen zouden vallen. De bemanning klikte de valschermen aan het harnas en verliet een na een de Lancaster, terwijl Johnson het toestel onder controle hield. De gewonde staartschutter liet nog aan zijn piloot weten dat hij de laatste was – Johnson had zijn parachute aan, maar had de stuurknuppel nog in zijn handen.
Doordat het vliegtuig nog op koers vloog, landden de bemanningsleden op één lijn, maar nogal verspreid van elkaar. Flight Sergeant Tom Hesselden, die nog maar net 22 geworden was, zag door de grondnevel de grond niet aankomen en raakte gewond aan zijn ruggewervel bij de landing. Hij lag daar ten noorden van Luik in een veld, met een gewonde knie, en hoorde kanonschoten. Even verderop stond een zware flakbatterij die nog naar zijn Lancaster mikte. Hij bleef er nog de hele dag, tot een vrouw die haar hondje uitliet de avond daarna hem naar het centrum van Luik bracht, van waaruit zijn ontsnapping geregeld werd.
De bommenrichter, Pilot Officer F. Williams, kwam op een weg richting Waremme terecht. Vijf minuten later kwam navigator Pepper behouden aan de grond bij Widooie, en de gewonde staartschutter Billows kwam veilig bij Bommershoven neer. Deze vier konden allemaal ontsnappen, en begin februari 1944 waren ze veilig en wel thuis. F/Sgt Jackson, de boordmeccano, en F/Sgt Samsan, de radiotelegrafist, werden krijgsgevangen genomen.
Maar de Lancaster zelf sloeg te pletter, middenin het kasteel « de Tornaco » te Voort – gelukkig zonder slachtoffers te maken. Meteen vormden de bewoners en personeel een ketting om vanuit de kasteelvijver water aan te dragen. Maar de situatie was hopeloos, en het gebouw brandde helemaal uit. « De Tornaco » zou nooit meer opgebouwd worden.
De ochtend daarna vonden kinderen in een weide bij Broekom het levenloze lichaam van Andrew Johnson. De piloot was er op het allerlaatste moment in geslaagd de verloren Lancaster te verlaten, maar waarschijnlijk sprong hij te laag. Resten van zijn valscherm hingen in de omliggende bomen en struiken. Kort daarna arriveerde een vrachtwagen met twee Duitsers. De eerste benaderde het lijk, salueerde en ging in de houding staan. Daarna doorzocht hij de zakken van het slachtoffer. De tweede had een deken onder de arm, waarin hij de Nieuw-Zeelander wikkelde.
Andrew Johnson werd eerst op het militaire ereperk van de vliegbasis Sint-Truiden begraven, vandaag vinden we zijn graf terug te Heverlee.
In het kasteeldomein ligt nog steeds de omgebogen propellor van de JB367, als getuige van een heel verhaal, meer dan zestig jaar terug.[1]

Bron: https://www.luchtvaartgeschiedenis.be/content/lancaster-te-voort


Paul Boes en Georges Vanschoonwinkel augustus 2019

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *