Barbara de Rivière d’Arschot, abdis van Herkenrode
Barbara de Rivière d’Arschot was een dame met een eigen willetje. De abdis van Herkenrode weigerde bijvoorbeeld het voorgeschreven habijt te dragen. Barbara was één van de vele vrouwen van edele afkomst die in de rijke abdij van Herkenrode intraden. Ze was ook de laatste overlevende van het geslacht de Rivière d’Arschot en ze bedacht zichzelf met een prachtig praalgraf. Barbara werd geboren in 1666 als dochter van de graaf van Heers, Henri-Ogier de Rivière d’Arschot, en edelvrouw Dorothe-Henriette de Coutereaux-Puisieux. Het is deze baron Henri-Ogier de Rivière d’Aerschot die in 1623 door keizer Ferdinand II van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie verheven tot graaf. Uit dit huwelijk werden 14 kinderen geboren. Door dit feit liet de graaf zich eens ontvallen: “Wie zal het einde van deze rivier zien?”, als allusie op zijn eigen familienaam (1) . Barbara bestuurde de abdij van 1728 tot 1744, en was op de vier na laatste abdis van Herkenrode in Kuringen-Hasselt. In de abdij traden vooral adellijke geslachten van Brabant en Luik in. Herkenrode was dan ook één van de rijkste abdijen van de Nederlanden.
Barbara de Rivière d’Arschot kwam verscheidene malen in aanvaring met haar oversten over de verplichte kledij van de cisterciënzerinnen. Meestal droeg ze een zwart habijt, maar dat was niet naar de zin van haar superieuren. De cisterciënzerzusters droegen een wit habijt met een zwart scapulier, een soort schouderkleed, en een zwarte sluier op hun hoofd. In 1725 verplichtte de algemeen overste in Cîteaux de ordeleden zich volgens de regels te kleden. Tijdens het bestuur van abdis de Rivière d’Arschot – vanaf 1728 – kwam de abt van Aulne er persoonlijk op toezien dat de regels werden nageleefd. Tegelijk wilde hij de zusters aansporen tot gehoorzaamheid, één van de geloften van een kloosterzuster. De eigenwijze en zelfverzekerde abdis, samen met al haar koordames, bleef halsstarrig het witte habijt weigeren. De gravures van Remacle Le Loup, auteur van het boek “Les Délices du Pays de Liège” (1744) tonen de abdij van Herkenrode onder het abbatiaat van Barbara de Rivière d’Arschot. De abdis bouwde op het kloosterdomein een hofhuisje en breidde het abdissenkwartier uit. De westelijke vleugel van de binnenzijde van het ereplein werd verfraaid met Corinthische zuilen en frontons. Ook in het domein van Bokrijk vinden we nog sporen terug van de ambitieuze abdis. Bokrijk was toen immers eigendom van Herkenrode. Er stond een herenhoeve, waarvan later een gedeelte in het huidige kasteel werd opgenomen. Op de zijvleugels staat nog het wapenschild van de dynamische abdis. Barbara de Rivière d’Arschot was de laatste in de lijn van haar adellijk geslacht. Ze liet een praalgraf voor zichzelf bouwen. Het moest een symbool worden voor de rijkdom van haar abbatiaat. Het grafmonument bevindt zich nu in de Hasseltse Virga-Jessebasiliek. Dit marmeren praalgraf werd vermoedelijk in 1741 vervaardigd. Op 9 augustus 1803 werd het vanuit de abdijkerk van Herckenrode naar de Virga-Jesse basiliek overgebracht In de in de 18e eeuw vermeldt Jacobus Van der Sanden in zijn Oud Konst-Toneel van Antwerpen dit het mausoleum gebeeldhouwd werd door de Antwerpenaar Guillielmus Ignatius Kerricx (1682-1745).
Hiernaast nog een wapensteen uit 1736 van Barbara de Rivière; hij bevindt zich in de hoeve Casselaer te Kortenbos, nabij de basiliek. Een andere wapensteen uit 1734 bevindt zich te Kuttekoven in de kasteelhoeve.
Wapenspreuk : VIRTUS CORONAT OPUS. (Doorzettingsvermogen bekroont elke onderneming)
DUM SISTIS VIATOR, TRANSIS:
UT TRANSIVI HIC REQUIESCENS
BARBARA DE RIVIERE D’ARSCHOT
IN ME RIVUS EXTINCTUS EST A’ 1744 DIE 9 SEPT.
ORTA EX PERILLUSTRI ET ANTIQUO STEMMATE DF
COMITUM SAC: ROM: IMP: HEERS
IN HOC PARTHENONE RELIGIOSA AN. 62.
ET AN 16. ABBATISSA FUI
NUNC PULVIS, UMBRA, CINIS.
EX ME DISCE QUOD IDEM ERIS
ETRESURGENTEmD.N.l. CHRISTUM
REGEM CUI OMNIA VIVUNT. PRECARE. UT
AE. R. IP
Zolang u stilstaat, reiziger, beleeft u hetgeen ik, Barbara de Rivière d’Arschot,
die hier rust, beleefd heb. In mij is de rivier opgedroogd in het jaar 1744, de negende dag van september. Ik ben geboren uit de vermaarde en oude stam van Heers, graven van het Heilig Roomse Rijk. In dit klooster ben ik tweeënzestig jaar zuster en zestien jaar abdis geweest. Nu ben ik stof, schaduw en as. Leer van mij dat je eenmaal dezelfde weg zult gaan en bid de levende koning, Onze Heer Jezus Christus, voor wie alles leeft, dat ik eeuwig in vrede moge rusten.
(1) Het einde van de familie kwam voor hem sneller dan verwacht. Zijn dochter Barbara was de laatste van zijn stam die stierf. Geen enkele zoon van de graaf had nakomelingen en zijn dochter Barbara overleefde haar broers en zusters. Op haar grafsteen aldaar liet zij een opschrift aanbrengen dat alludeerde op die bewuste uitspraak van haar vader: “In me rivus extinctus est” wat zoveel wil zeggen als: “In mij is de rivier opgedroogd.”
Jo Billen november 2011