Op 10 augustus worden in een mestkuil in Brustem bij Sint-Truiden drie lijken gevonden. De aanblik is verschrikkelijk, de lichamen zijn “door de mishandelingen en lanssteken zoo misvormd dat men ze aan de familieleden niet durfde vertonen”. Het gaat om drie burgers uit Heers, die de dag tevoren gevangen zijn genomen in hun dorp, waar de Duitse troepen op 9 augustus werden beschoten. Het is onduidelijk wie er achter die aanslag zit, maar de bevolking moet hoe dan ook boeten.
Duitse huzaren.
Ook in Zuid-Limburg blijven Duitse patrouilles rondtrekken, maar Belgische eenheden weigeren de verbindingen met Luik zomaar op te geven. Op 9 augustus komt het in verschillende dorpen, zoals Gutschoven en Hendrieken, tot schermutselingen tussen Belgische lansiers, gidsen en karabiniers enerzijds, en Duitse ulanen en de beruchte “Huzaren des Doods” anderzijds.
De gevechten verlopen vaak zoals in Mechelen-Bovelingen. Volgens priester- Jan Paquay:
“Twee Belgische gidsen hadden zich verscholen achter de haag bij de fabriek. Enkele Ulanen waagden zich tot op de fabriekweg. Nauwelijks hadden ze de Steenweg bereikt, of de kogels floten hen om de oren. Als hazen vluchtten de Ulanen over het veld in de richting van Batsheers.”
Dergelijke incidenten voedden de mythe van de ‘francs-tireurs’, het hardnekkige Duitse vermoeden dat burgers het vuur op hen openden. De spanningen liepen hoog op, zeker toen ’s ochtends een grote Duitse troepenmacht, inclusief kanonnen en proviandwagens, door Tongeren trok. Een deel trok verder naar Borgloon en Sint-Truiden, terwijl een ander deel over de Romeinse heirbaan naar Oreye marcheerde. Rond 16 uur bereikte dat korps Heers.
“Een achtergebleven Belg”
Die ochtend hadden zich in Heers ongeveer vijftig Belgische gidsen en karabiniers verschanst. Tijdens schermutselingen verwondden ze een Duits paard en versperden ze de Steenweg met landbouwwerktuigen. Toen ’s namiddags de Duitse overmacht naderde, trokken de Belgen zich halsoverkop terug naar Sint-Truiden.
Tijdens het inspecteren van de versperring loste iemand een schot op de Duitsers, zonder echter iemand te raken. Pastoor Pypers noemde de dader “een heethoofd”, terwijl Jan Paquay sprak van “een achtergebleven Belg” – een cruciaal verschil om te bepalen of het hier werkelijk om een franc-tireur ging.
De dader wist te ontsnappen, maar de gevolgen voor de angstige dorpelingen waren dramatisch. De Duitsers dreven de inwoners samen op de Steenweg. Een wilde vlucht richting Veulen volgde, waarbij velen zich in bossen, kelders of zolders verborgen. Degenen die niet snel genoeg konden vluchten, werden door de Duitsers uit hun huizen gehaald – ongeacht leeftijd of geslacht.
De hele dag werd Heers geplunderd. De Duitsers beschuldigden de inwoners ervan een Duitse soldaat te hebben gedood, zijn oren afgesneden en de ogen uitgestoken.
Krijgsraad en executie.
Met grote moeite slaagde pastoor Pypers erin de meeste inwoners vrij te krijgen. Toch werden Gerard Smets (24), Joseph Frisson (30), Joannes Bex (22), Jos Schalenborg (leeftijd onbekend) en de oudere Martin Frisson meegenomen richting Sint-Truiden.
In Gelinden wist Jos Schalenborg te ontsnappen, toen hij – tijdelijk van zijn boeien ontdaan – water voor de paarden moest halen. De volgende dag werd Martin Frisson op voorspraak van een bevriende kennis vrijgelaten. De drie anderen werden in Brustem door een Duitse krijgsraad ter dood veroordeeld.
Pastoor Pypers noteerde verontwaardigd:
“Waarvan waren zij beschuldigd? Hoe zijn zij ter dood gebracht? Dit blijft het geheim der Pruisen. Zeker is dat zij onmenselijk werden gemarteld.”
Hun lichamen werden in een mestkuil langs de grote weg van Brustem geworpen. De minderbroeders van Sint-Truiden begroeven de stoffelijke resten, maar de vader van Joannes Bex groef de lichamen opnieuw op en bracht ze met een kruiwagen – ter waarde van 1,50 frank – terug naar Heers. De jongens werden begraven op het kerkhof van Heers.
De grootmoeder van Marcel Abeels was Joséphine Bex, de zus van Jean (Joannes) Bex. Het kruis dat op het graf stond, zou nog steeds bestaan, maar het graf zelf werd rond 1987 geruimd. Het kruis werd doorgegeven aan iemand anders, waardoor er nu een andere naam op prijkt. Enkel de oorspronkelijke gedenkplaat blijft als stille getuige over.
Wie waren de geëxecuteerden?
Joannes-Joseph Bex werd geboren op 14 maart 1892 te Heers, als zoon van Hendrik-Lambertus Bex (°1864-†1928) en Maria-Catharina Vrancken (°1864-:1933).
Hij had vier zussen: Jozefina (°1886-1962), Theresia-Lambertina (°1896), Marie-Henriette (°1899) en Constantina-Josephina (°1901).
In 1914 was Joannes-Joseph koolmijner en werd hij op 10 augustus 1914 gedood te Brustem, slechts 22 jaar oud.
Joannes-Joseph Frisson, werd geboren op 3 september 1884 te Heers. Hij was de zoon van Gerardus Frisson (°1850-:1929) en Maria-Louisa Melon (°1852-†1887).
Hij had vier zussen: Maria-Elisabeth (° 1877), Marie-Celestine (°1878), Marie-Catherine (°1880-†1932) en Marie-Christine (°1883-†1939).
In 1914 was hij zadelmaker en overleed hij op 10 augustus 1914 te Brustem, 29 jaar oud. Zijn lichaam werd een jaar later, op 9 augustus 1915 herbegraven in Heers.
Gerard-Henri Smets werd geboren op 29 maart 1890 te Heers, als zoon van Jean-Baptist Smets (Menten) (°1854-†1926) en Elisabeth Follon (°1855-†1922).
Hij had drie broers: Joseph (°1882-†1961), J.-Victor (°1888) en Henri (°1893).
Hij was koolmijner en kwam om het leven op 10 augustus 1914 te Brustem, op 24-jarige leeftijd.
Gevlucht en vrijgelaten.
Naast deze jonge oorlogsslachtoffers was er Martin Frisson, lid van een oudere generatie. Hij werd geboren op 1 juli 1848 te Heers als zoon van Hubertus Frisson (°1817 – †1872) en Elisabeth Mottaer (°1824 – †1872).
Op 24 juli 1868 huwde hij in Heers met Genoveva Putzeys (°1844 – †1913).
Samen kregen zij elf kinderen: Maria-Elisabeth (°1868 – †1868), Josephus-Hubertus (°1869 – ?), Gerard-Joseph (°1871 – †1942), J.-Mathias (°1872 – †1904), Maria-Catharina (°1874 – †1901), Maria-Isabella (°1877 – †1950), J.-Jérôme (°1878 – †1952), Marie-Elisabeth (°1880 – †1965), Marie-Catherine-C (°1882 – †1974), Joseph-J. (°1886 – †1975) en Maria-Josephine (°1889 – †1969).
Martin Frisson is overleden op 18 september 1943 te Heers, 95 jaar oud.
Van Jos Schalenborg zijn er geen gegevens gekend.
Gedenkplaat.

Toen drie lichamen in Brustem op een mesthoop werden aangetroffen, bracht de vader van Jean ze met een eenvoudige kruiwagen — nauwelijks 1,50 frank waard — naar huis.
De jongens kregen een laatste rustplaats op het kerkhof van Heers.
Hoewel het kruis volgens getuigen nog bestaat, werd het graf zelf rond 1987 verwijderd.
Het kruis kwam in handen van iemand anders en draagt inmiddels een andere naam.
Wat rest, is een gedenkplaat die herinnert aan deze tragische gebeurtenis.
Marcel Abeels heeft de gedenkplaat geschonken aan de Werkgroep WOI voor hun tentoonstelling bij het 100-jarige jubileum van de Eerste Wereldoorlog en zij hebben aan de gemeente gevraagd om de gedenkplaat een mooie plaats te geven in de inkomhal van het Administratief centrum.
Bron:
Genealogie Benny Porta en Marc Neven
Elie Missotten en Urbain Vrijdaghs
Duitsche inval in Limburg – E.H. Jan Paquay
De Eerste Wereldoorlog in Limburg. Verslagen. Deel I+II. – Verhelst, Karel en Raf Van Laere.
HBVL
Georges Vanschoonwinkel mei 2025