Pastoor Cyprianus Dirix
Cyprianus Dirix van Montenaken (° 16 sep 1806 – priester gewijd 1829) werd pastoor op 17 maart 1837. Weer werden er stappen ondernomen om de rang van parochiekerk te verkrijgen en de beslissing bleef niet lang uit : op 1 jan 1840 werd de kerk weer parochiekerk of succursale en tekende E.H. Dirix niet meer als “rector” doch als “pastoor”.
Hoe zag de oude kerk er uit ? Zij lag ongeveer op dezelfde plaats als de huidige, doch het koor was aan de oosterkant gelegen en de uitgang langs de Henestraat.
In 1816 werd het koor der oude kerk vergroot en vernieuwd en dat het oostwaarts gelegen was kunnen wij afleiden uit een vergunning verleend aan graaf d’ Ansembourg om een grafkelder te maken waarvan de ingang gelegen was tegen de muur van het nieuwe koor tegenover de pastorij. De oude kerk was maar eenvoudige landelijke tempel, van buiten gewit. Zij zal niet groot geweest zijn : in 1666 bedroeg de bevolking slechts 125 inwoners en in 1800 nog maar 268. Toren en dak van de kerk waren met schaliën bedekt, de toren rustte op het schip en er hingen drie klokken in de toren en er was ook een horloge, dikwijls ontredderd.
De kerk was toegewijd aan de H. Aldegondis en had de H. Barbara als tweede patrones. Er waren 3 altaren : het hoofdaltaar, het zijaltaar van O.L.Vrouw en een van de H. Barbara aan de epistelkant. De oude kerk dateerde waarschijnlijk uit de XVIe eeuw, want pastoor Exters (1512 tot 1542) was er begraven voor het hoofdaltaar van de toenmalige “nieuwe” kerk. Doksaal, preekstoel en 2 biechtstoelen dateren tussen 1740 en 1750. Het kerkhof was steeds rond de kerk gelegen.
Onder zijn herderschap werd de nieuwe en huidige kerk gebouwd, hetgeen durf en ondernemingsgeest vroeg. In 1844 werd door gemeente en kerkfabriek beslissing genomen er een nieuwe kerk te bouwen. Het plan van de kerk geleek veel op dit van de kerk van Mal. Goedkeuring werd gegeven voor het ontwerp van architect van Asselgem (gemeenteboek-archief, begonnen op 2 sep 1844 door burgemeester W. Knapen). In 1848 werden de bakstenen gemaakt, de graaf zou het hout leveren. Nu kon men de werken aanvangen. Op 25 juni 1850 werd de eerste steen door de gravinnen Adèle en Françoise d’ Ansembourg met mortel vastgelegd en gewijd door E.H. Reinartz, deken van Tongeren. De gelovigen woonden in groot getal deze plechtigheid bij, een middagmaal werd hen op het kasteel aangeboden.
De tempel werd geconsacreerd aan O.L.Vrouw Hemelvaart en kreeg de H. Aldegondis als tweede patrones. In het grafkeldertje van het altaar werden relikwieën gelegd van de H. Blendina en van de H. Mauritius en gezellen, martelaars van het Thebaans legioen.
De kerk kreeg een nieuwe klok van 635 kg., versmolten uit twee oude klokken en toegewijd aan Maria Onbevlekt Ontvangen. De klok gaf een volle “sol”. Als peter verzocht men de graaf Jean-Baptist d’ Ansembourg, die zich deed vervangen door E.H. Leus, aalmoezenier van het kasteel en als meter fungeerde gravin Françoise Charles Louise.
In 1854 werd in de kerk de kruisweg opgericht door pater Archangelus Vendrickx, minderbroeder van Sint-Truiden.
In 1861 verkreeg het kasteel – na 10 jaar schrijven – toelating om een kapel te bouwen boven de familiegrafkelder. In 1806 werd gravin Josepha Romain d’ Ansembourg, geboren de Hayme de Bomal, I, het koor der kerk begraven. Doch na de Franse Revolutie mochten geen lijken meer in de kerk begraven worden. Daarom deed het kasteel in 1817 een grafkelder bouwen op het kerkhof tegen het koor. Wegens het bouwen van de nieuwe kerk moest die grafkelder weg en werd verplaatst naar de andere kant van het kerkhof, aan de epistelkant. Het is boven deze grafkelder dat in 1861 een kapel opgetrokken werd, die ter beschikking stond van de familie d’ Assembourg voor het bijwonen van de H. Mis.
Een groot gedeelte van de versieringen en van de renaissance-meubilering was te danken aan de edelmoedigheid van de gravinnen Adèle, Fany en Victoire d’ Assembourg.
De biechtstoelen, het doksaal, de banken, alles in eikenhout afgewerkt volgens Louis XVI-Stijl, werden vervaardigd tussen 1865 en 1870 door L. Weerts en een zekere Knapen.
Pastoor Dirix overleed op 28 maart 1873 en werd op 31 maart begraven, 66 jaar oud, bracht hij 36 jaar van zijn priesterleven in Heks door.
Men getuigde van hem dat hij uitblonk door zijn wetenschap, eenvoud en godvrucht. Hij zorgde voor het bouwen van