Keltische en Romeinse sporen
Inleiding
Dat in Horpmaal en Vechmaal heel wat Romeinse vondsten gedaan werden (en worden) is vrij algemeen bekend.
Dat ook in Klein-Gelmen en Mechelen-Bovelingen er Romeinse sporen zijn, weten heel wat minder mensen. Maar dat de Romeinen in Rukkelingen waren is nieuw of slechts in zeer beperkte kring geweten.
Nochtans is dit niet verwonderlijk. De veldweg/verkavelingsweg, beter bekend als Voie de Nivelles, die over de taalgrens loopt en Rukkelingen scheidt van Waremme is immers een oude Romeinse weg. En waar er een weg is, is meestal ook bewoning te vinden.
De site waarover ik nu spreek ligt niet zo heel ver verwijderd van die weg. Bovendien zijn de omstandigheden (net zoals in Mechelen-Bovelingen) ideaal : op een zuiderhelling en in de omgeving van water : de Romeinen zaten graag hoog en droog maar natuurlijk was ook de nabijheid van water onontbeerlijk.
Hoe weten wij nu dat er hier Romeinen waren ? Wel, dat gebeurt aan de hand van vondsten. In dit geval voornamelijk “oogvondsten”, t.t.z. vondsten die met het blote oog op een akker te ontdekken zijn.
Ik begin met de voornaamste vondst : een klein stukje kobaltblauw glas. Het werd door Dhr Alain Vanderhoeven, archeoloog verbonden aan het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed in Tongeren, geïdentificeerd als glas uit de La Tène-periode. De La Tène-cultuur is een Europese Keltische Ijzertijd-cultuur en duurde van ongeveer 450 jaar voor Christus tot het begin van onze jaartelling.
Het gevonden stukje is een deeltje van een armband. Nu moet het woord ‘armband’ hier wel heel letterlijk genomen worden, want het werd rond de voorarm gedragen en niet rond de pols, zoals nu. Het glas dateert hoogstwaarschijnlijk van voor de inval van de Romeinen (57 voor Christus). Het is echter niet verwonderlijk dat het samen met Romeinse voorwerpen teruggevonden werd : glas was immer kostbaar en de Romeinse vrouwen zullen een mooie “antieke” armband ook wel gewaardeerd hebben !
Een ander interessant stuk is een scherf in terra sigillata, het Romeinse luxe-aardewerk. Merk de fijne kwartspartikeltjes op die in de bodem meegebakken zijn. Dit is een zogenaamde “wrijfschaal” (in het latijns mortarium; denk ook aan ons woord “mortier”) en is typisch Romeins. De Romeinen gebruikten de wrijfschaal om er allerlei sausjes of deegwaren mee te maken. Blijkbaar was het een belangrijk gebruiksvoorwerp in de keuken want het wordt vrij vaak gevonden en is een duidelijk aanwijzing voor de romanisering van onze streek.
Verder vond ik heel wat scherven van het zogenaamde zwarte of grijze “metaalglans-aardewerk”. (foto) Deze werden geïdentificeerd als zijnde van (hoofdzakelijk) de derde eeuw. De belangrijkste productiecentra waren Trier in Duitsland en Argonne in Frankrijk. Hier werden heel wat bekers in dit prachtige zwarte, aardewerk vervaardigd. Spijtig genoeg is de (metaal)glans op de foto nauwelijks te zien. Het is echter onvoorstelbaar hoe de Gallo-Romeinen er reeds in slaagden heel dunwandig zwart aardewerk te produceren dat bijna op porselein lijkt !
De mooiste vondst echter is die van een munt uit de periode van keizer Constantinus die regeerde van 306 tot
337 na Christus (foto; uitvergroot). Flavius Valerius Constantinus was zeker niet van de minsten want hij wordt beschouwd als de eerste Romeinse keizer die openlijk het christendom propageerde, vandaar dat ook vaak naar hem verwezen wordt als de Heilige Constantijn. Aan de ene zijde zien we het portret van de keizer, aan de andere zijde twee soldaten met een banier. Bij deze wens ik ook Dhr Schuermans te danken voor het ter beschikking stellen van de munt.
Andere vondsten
Tenslotte werden op de site tientallen andere scherven van Gallo-Romeins aardewerk gevonden, waaronder bijvoorbeeld een stuk van een wijnamfoor. Te veel echter om hier allemaal te tonen.
Een verdere aanwijzing voor bewoning waren de kapotte Romeinse dakpannen, hoewel deze in mindere mate aanwezig waren dan in Mechelen-Bovelingen. Aansluitend zijn de vondsten van tanden en stukken beenderen van varkens en runderen interessant (foto). Het kan natuurlijk zijn dat deze uit latere eeuwen dateren, maar het is evenzeer mogelijk dat zij van dieren stammen die op deze Gallo-Romeinse boerderij geleefd hebben.
Bovendien vond ik heel wat (verroeste) spijkers, maar spijtig genoeg zijn deze onmogelijk te dateren, hoewel er sterke vermoedens zijn dat verschillende een Romeinse oorsprong hebben.
Conclusie
De vondsten geven een duidelijke aanwijzing dat er zich in Rukkelingen een Gallo-Romeinse villa (lees : boerderij) bevond. Het is interessant vast te stellen dat de bewoning zich over meerdere honderden jaren moet uitgestrekt hebben, namelijk van de eerste eeuw voor Christus (La Tène-glas) tot de vierde eeuw na Christus (munt). Dit is volgens Dhr Vanderhoeven vrij uitzonderlijk en geldt in Limburg slechts voor 1 op de 20 ontdekte Gallo-Romeinse villa’s.
Maar al bij al blijft dat kleine stukje Keltisch glas voor mij de belangrijkste ontdekking, hoe onooglijk het ook is !
(zie ook De Romeinen in Mechelen-Bovelingen)
Met dank aan Dhr Alain Vanderhoeven (VIOE, Tongeren) en Dhr Patrick Schuermans (Alken)
Winand Bruninx Mei 2005