Dorpsveldwachter Mathieu ‘de Boy’
Er zijn zo van die figuren in een dorpsgemeenschap die hun tijdgenoten overleven omdat ze tijdens hun leven een markante rol hebben gespeeld die zoveel indruk maakte op hun omgeving. dat er sprookjes zijn uitgegroeid die aan het nageslacht werden verder verteld.
Zo hadden wij bijvoorbeeld in Mechelen in de jaren 1945-1955 zo’n typisch dorpsfiguur, namelijk de champetter. Hij noemde Mathieu KREMERS, maar iedereen noemde hem “Mathieu de boy” of kortweg “de boy”. Waarschijnlijk was die naam afkomstig uit de Amerikaanse terminologie, want in de middeleeuwen hadden wij in Mechelen een “veldbode” (iemand die de velden moest bewaken tegen eventuele rovers van veldvruchten) en een “ijzerenbode” (iemand die de macht had om een “misdadiger in de ijzers te slaan”. Later sprak men ook van veldwachter of champetter.
Mathieu was een sterke, breedgeschouderde man, een grote vent met een stierennek en een lange gekrolde moustache die indruk maakte op de dorpelingen. Als ik hem zag, dacht ik direct aan een stripverhaal van NERO, maar andere mensen zagen in hem méér “Koekenkoning” uit het kaartspel, want boven zijn fijne onderste ledematen hing een ongelooflijke, ronde vooruitstekende hangbuik.
Hij was afkomstig uit de maasvallei (ELEN) en in het taalgebruik was zijn ABN flink Oost-limburgs gekleurd. Dit stak natuurlijk fel af tegen de zangerige en fel gesleepte tonen van het Mechels dialect.
Met zijn hoge buisvormige kepie, een beetje vergelijkbaar met deze van de rijkswachters, en zijn zwart-lederen PV-zakje over de schouders, was hij een imposante verschijning.
Meestal zagen wij hem te ergens te voet, maar het gebeurde ook dat hij voorbijreed met zijn grote, zwarte vierkante fiets en alle moeite had om zijn vaartuig binnen de straatbreedte te houden. Beelden die waarschijnlijk nooit door iemand op een foto werden vastgelegd.
” Ik zal eens gauw een Peeveeke maken” zei hij dan., maar gewoonlijk werd dat velleke papier na enige tijd kapot gescheurd, wanneer de overtreder berouw kreeg en dat op een of ander wijze trachtte te compenseren in natura.
Bij de jaarlijkse processies liep hij als een sultan voorop, hevig gesticulerend naar tegemoetkomende hindernissen. Maar bij de jaarlijkse ochtendlijke stoeten ter gelegenheid van de zegening der veldvruchten (de zgn. Rotaties bij de feesten der ijsheiligen), was dat omgekeerd.
Dan liep hij achteraan, zijn boekje in aanslag om een peeveeke op te stellen om niet gemaaide distels en ander vuil.
Tijdens de oorlogsjaren stond Mathieu de gemeentesecretaris bij met het uitdelen van de rantsoenzegels. Werd hij al eens geroepen bij burentwisten of bij de vechtpartijen die zich geregeld bij de plaatselijke kermissen voordeden dan ging Mathieu de diplomatieke toer op. Hij zorgde ervoor dat hij juist toekwam als de toestand al gekalmeerd was.
Hij woonde op de “Geitestraat” in een statig huis waarvan de achterkant van de hof uitgaf op een boomgaard. Op een zekere nacht was men langs daar zijn moestuin ingeslopen en “uit wraak” hadden ze alle groenten vernield. Dit voorval verwekte heel wat heibel en zelfs de bijgehaalde rijkswachters hebben nooit de daders kunnen opsporen.
Misschien nog een extra verhaal dat we zelf hebben meegemaakt in de vijftiger jaren.
Op de jaarlijkse herdenking van de oud-strijders aan het oorlogsmonument, na afloop van de fakkeltocht, stond Mathieu als gemeentelijke autoriteit, op een ereplaats naast de voorzitter Toontje Missotten, die de jaarlijkse gewoonte had om vanop een stoel een speech te houden die steeds eindigde met het afroepen van de namen van de plaatselijke gesneuvelden . Het toeziende volk moest dan na de naam van elk slachtoffer antwoorden : “Gestorven voor het vaderland”.
Mathieu deed natuurlijk ook mee en zijn maaslands dialect troonde boven de menigte uit. De lome zon en waarschijnlijk zijn Bourgondisch middagmaal, dat door een traagwerkend maag slaapwekkende impulsen creëerde, speelden hem parten. Na de lange , eentonig opsomming van de slachtoffers, richtte de voorzitter zich plots tot zijn toehoorders met de woorden : “Beste vrienden…..” Denkende dat de litanie verder ging , hoorde men hierop de stem van Mathieu zeggen :” Gestorven voor het vaderland”.
Na zijn pensioen zag ik hem geregeld terug keren uit het veld met een zakje op de schouder. Konijnenvoer gehaald, zei hij dan als men aanstalten maakte om met hem een gesprek te voeren. Kwatongen beweerden dat hij dan de vroegere trucjes van zijn slachtoffers zelf uittestte.
Hoe dan ook, Mathieu blijft in onze herinnering leven als een folkloristisch figuur.
Jos SCHOEFS
Spijtig dat er geen foto’s bewaard zijn van deze mensen , hopelijk heeft er nog iemand uit de familiekring foto’s .