De school in Mettekoven

De school in Mettekoven – Hoe was het vroeger?

In deze bijdrage zal ik het hebben over het schoolgebeuren in mijn geboortedorp Mettekoven, een kleine Haspengouwse gemeente met slechts een 50-tal huizen.
Mijn vader was er de eerste onderwijzer – mijn broer was er de laatste. Het schoollokaal werd nadien een “cultureel centrum”, waar o.a. de  koffietafel na een begrafenis kan doorgaan. Het schoolhuis wordt nu bewoond door 8 Poolse seizoenarbeiders.

Schoolhuis Mettekoven


Mijn vader landde daar aan in 1907. Voordien gaf de koster wat les, maar leerlingen die een normale leergang wilden volgen, moesten naar een ander dorp – in casu naar Gutshoven, waar de oudere broer van mijn vader onderwijzer was. U moet weten dat er geen schoolplicht bestond, die werd pas in 1914 ingevoerd. Dit leidde tot toestanden die wij ons niet meer kunnen indenken. Mijn grootvader was onderwijzer in Heers, een gemeente met zo’n 1000 inwoners. In de winter gaf hij, als enige onderwijzer, in een wat aangepaste schuur les aan een 100-tal leerlingen. In de zomer daalde dat aantal met de helft, want dan hadden die gasten belangrijker werk te doen op het veld.
Toen mijn vader aankwam in Mettekoven bestond er geen schoollokaal: een oud huisje, waarvan ik de puinhoop nog zag,  deed dienst. Vader was ingekwartierd bij de burgemeester. Er zou een school met schoolhuis gebouwd worden, maar de uitvoering van openbare werken vroeg toen, net als nu, veel tijd. In 1913 was alles verwezenlijkt, mijn vader had een onderdak en kon trouwen (feb. 1914). De Duitse inval in augustus 1914 scheidde hem van zijn vrouw: vader werd gemobiliseerd en bleef meer dan 4 jaar afwezig. Tijdens de oorlog werd er les gegeven door een interimaris en begin 1919 hervatte mijn vader zijn lessen.
Het aantal leerlingen in Mettekoven schommelde rond 25. Ik heb een foto uit 1928, toen waren ze netjes verdeeld: 11 meisjes en 11 jongens. Ik herbekeek die foto bij het schrijven van dit artikel en zag dat er nog maar 2 in leven zijn. Om wegwijs te blijven in een allegaartje van leerjaren moest de onderwijzer zeker ervaring opdoen met de klasorganisatie. Er waren altijd groepjes leerlingen bezig met zelfstandig werk terwijl anderen les kregen op hun niveau. Huiswerk werd in de klas gemaakt. Als ge er dan nog rekening mee houdt dat in Mettekoven geen mensen woonden die zelf gestudeerd hadden, zult ge begrijpen hoe fier de onderwijzer was als zijn leerlingen goede resultaten haalden in hun latere loopbaan. Ik vermeld hier een voorbeeld: in 1920 gingen 2 jongens naar de Broeders in St-Truiden voor hun middelbaar onderwijs. De ene werd de eerste van klas A, de andere werd eerste in klas B. Toen ze na hun humaniora examen gingen afleggen voor een betrekking bij het Ministerie van Financiën, behaalden ze tussen 1500 kandidaten de 1ste en de 3de plaats. Deze laatste kwam in Genk terecht als verificateur van de belastingen.

klasfoto-Mettekoven-1928

School 1927.
1e rij
:Meester BEX,Albert VANSIMSEN. Jean VREVEN, Jean LOWET, Marcel, SWENNEN, Emiel LAVIGNE, Germaine ROBAER, Maria VREVEN, Lucie CRISTOLEYNS, Julielte PRINCEN.
2e rij : Jean PRINCEN, Jozef VELKENEERS, Jozef CRISTOLEYNS, Adolfine VANBRABANT. Angèle VANBRABANT, ? Irma VELKENEERS.
Bovenste rij : Florent HERCKENS, Henrie BRUGMANS, Albert VANBRABANT, Emma HERCKENS, Mariette SMOLDERS, Laure LAVIGNE


Van de inrichting van het klaslokaal herinner ik me vooral het bord over de hele breedte van het lokaal (7m). Uiterst rechts stonden blijvend enkele woorden met spellingsmoeilijkheden zoals: althans naast nochtans; enigszins; onmiddellijk; parallellogram; volmaaktste … Dictee was een regelmatige, belangrijke oefeningen. Eén leerling maakte het dictee op een kleiner bord op een driepikkel en deed daar hoorbaar zijn best. Dan werd het bord gekeerd en de tekst gecontroleerd op fouten, die besproken werden. Daarna moest elkeen zijn eigen tekst controleren.
De schoolbanken verschilden uiteraard in grootte. Het schrijfblad liep lichtjes omhoog: bovenaan was een gleuf voor pen, potlood en griffel. We hadden immers een lei met touwtje en spons om te vegen. De Latijnse uitdrukking “verba volant, scripta manent” (het gesproken woord vliegt, geschreven teksten blijven) was in die tijd niet juist.
Een dag op school verliep zo: we begonnen met gebeden: het Onzevader, het Weesgegroet, de twaalf artikelen van het geloof, de tien geboden Gods, de vijf geboden van de heilige Kerk, de akten van geloof, hoop, liefde en berouw. Daarna kwam catechismus of gewijde geschiedenis. Daarna kwamen de andere lessen: rekenen, schrijven, natuurkunde, aardrijkskunde, enz. Gymnastiek of zang kenden we niet.
Dinsdag- en vrijdagnamiddag kwam een dame de meisjes de vaardigheid van  “vrouwelijke handwerken” aanleren. De aandacht van de jongens werd meer gericht op natuur, tuin- en landbouw.
Slechts 1 namiddag, de donderdagnamiddag, waren we schoolvrij. De grote vakantie begon omstreeks 15 augustus en duurde tot 1 oktober. Dat was een overblijfsel van de vroegere levenswijze, toen de kinderen nog konden of moesten helpen bij het rooien en rapen van de aardappelen.
De speelplaats was bedekt met as, omdat men wilde vermijden dat bij regenweer de plaats een modderpoel werd. Tijdens de grote vakantie toverden we ze om tot een wielerpiste, zelfs met virages (verhoogde bochten). Ik herinner me nog hoe de latere gouverneur Roppe er letterlijk uit de bocht vloog.  De vrijheidsboom, een linde, werd op de eerste verjaardag van de vrede, dus 11 november 1919 geplant als herinnering en symbool. De boom staat er nog. Enkele jaren geleden was er sprake van, hem om te hakken omdat zijn takken tussen de elektriciteitsdraden geraakten, maar het volk verzette zich tegen die plannen. Aan het symbool van de vrijheid mag niet geraakt worden.

Ps: inmiddels werd de vrijheidsboom toch gerooid.

Bron: Emiel Lavigne
Foto: Roger Knaepen


Vanschoonwinkel Georges januari 2016 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *