Monnikenhof of Munckhof.
In 1174 schenkt gravin Agnes van Loon, weduwe van Lodewijk I (1145-1171), de inkomsten van haar eigengoed van Heks aan het hospitaal van Graethem te Borgloon en schenkt het goed zelf met alle eraan verbonden rechten aan abt Ulricus van de cisterciënzerabdij van Villers. De abdij sticht in Heks een grangia (curtis monachorum, 1282), uitgebaat door broeders en vrije werklieden; deze grangia beschikte over een zeer uitgestrekt areaal landbouwgrond. Zoals elders worden vanaf de 13de eeuw vele van deze gronden verpacht. De gronden van de abdij werden waarschijnlijk nog eind 13de tot begin 14de eeuw gedeeltelijk door broeders bewerkt, maar vanaf 1505 worden er pachters vermeld.
In 1582 staat de abdij van Villers, samen met de heerlijke rechten over Heks, de hoeve en gronden af aan het Sint-Lambertuskapittel van de kathedraal van Luik. In 1651 maken Lorreinse troepen zich meester van het Monnikenhof, dat verdedigd wordt door een veertigtal boeren, waarvan er tien sneuvelen.
In 1654 woedt er een brand in de hoeve; het kapittel beslist de nodige herstellingswerken uit te voeren.
In 1678 en 1679 wordt er een detachement Franse troepen ingekwartierd.
In 1693 worden het dorp en de kerk geplunderd door Franse troepen en in 1694 breken plunderaars 22 huizen af; de inwoners van Heks, Vechmaal en Sint-Pieters-Heurne verschansen zich in het Monnikenhof met hun vee en slagen erin de plunderaars af te weren.
In 1703 kamperen Hollandse troepen in de buurt van de hoeve.
In 1763 noteert de pastoor dat er naast de familie van de pachter zeven knechten en vier meiden in de hoeve verblijven. Tijdens de Franse bezetting wordt de hoeve als kerkelijk goed aangeslagen en in 1798 met landerijen en weilanden verkocht aan Charles Clément Roemers, afgevaardigde van het departement van de Nedermaas in Maastricht.
Zeer ruime hoeve, oorspronkelijk gesloten, zie Ferrariskaart (1771-77), vermeld als Munkenshof. In de loop van de eerste helft van de 19de eeuw verdwijnt een gedeelte van de noordoostelijke en zuidoostelijke vleugel, en alleen de omheiningsmuur blijft bewaard, zie Atlas van de Buurtwegen (1844). In een recentere periode verdwijnt het noordelijk gedeelte van de westvleugel, waarvan eveneens slechts de buitenmuur behouden wordt. De hoeve is gelegen op een hoogte (100 meter), geïsoleerd te midden van de velden. Een jonge platanendreef verbindt het poortgebouw (ten zuiden) met de straat; hier bevonden zich vroeger (Ferrariskaart) de hovingen. Ten noordoosten, op de plaats van de vroegere boomgaard, bevinden zich twee monumentale tamme kastanjes, waarvan één gedeeltelijk afgestorven.
Bakstenen gebouwen rondom een erf met onregelmatige vorm, met gekasseid looppad langsheen de gebouwen. De voormalige mestvaalt bevindt zich vóór de stallen. Hiervóór een grote poel, die voorheen als drenkplaats voor het vee werd gebruikt. In de zuidoostelijke hoek van het erf de moestuin, reeds op de Ferrariskaart op deze plaats aangeduid. Het erf heeft twee toegangen. De oudste schijnt de noordoostelijke, naast het woonhuis; hier staan de resten van een poortgebouw uit de eerste helft van de 17de eeuw (?): een zware, bakstenen muur, aan de erfzijde afgewerkt met mergelstenen banden in onregelmatig verband, aan de buitenzijde voorzien van een kleine rondboogpoort in een kalkstenen omlijsting: negblokken in onregelmatig verband voor de posten, gesculpteerde imposten, en een ontlastingsboog van een platte laag, een rollaag en een platte laag, verankerd door middel van twee smeedijzeren ankers. De latere ingang bevindt zich in de zuidzijde, en dateert uit eind 17de eeuw of de eerste helft van de 18de eeuw: hoge rondboogpoort in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting tussen kalkstenen pijlers, beide in rustica van gebosseerde kalksteenblokken; erboven een zwaar geprofileerd entablement; aan de erfzijde is de poort rechthoekig, onder twee boven elkaar geplaatste houten lateien.
Recent gerestaureerd woonhuis in de noordhoek van het erf. Dubbelhuis van zes traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (kunstleien). De oude kern, waarschijnlijk opklimmend tot de eerste helft van de 17de eeuw, blijkt uit de resten van de breukstenen plint (silex en kalksteen) en de S-vormige ankers; mogelijk dateren ook de ontlastingsbogen van de vensters uit deze periode. Ordonnatie uit de eerste helft van de 18de eeuw. Sterk verhoogde begane grond; rechthoekige, getraliede keldergaten onder kalkstenen latei. Overhoekse muizentandfries met dropmotief onder de dakrand. Kruiskozijnen in een vlakke, kalkstenen omlijsting (eerste helft van de 18de eeuw); ontlastingssysteem van twee kleine boogjes van een platte laag en een overspannende boog van twee rollagen en een platte laag; het linker bovenvenster werd gewijzigd in een kloosterkozijn. Rechthoekige deur in een vlakke kalkstenen omlijsting op neuten (eerste helft van de 19de eeuw); recente trap; vóór de deur een graf(?)steen, sterk afgesleten, uit de 15de of 16de eeuw met gotisch opschrift. Rechts tegen de gevel bevindt zich een kleine vierkante uitbouw onder lessenaarsdakje. De muuropeningen van de zijgevel werden grotendeels gewijzigd, te oordelen naar de nog bewaarde ontlastingsbogen; oorspronkelijk zijn mogelijk de kleine, houten luiken in de zolderverdieping. De muuropeningen in de achtergevel dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw, behalve waarschijnlijk de deur, die gelijk is aan die van de voorgevel. Interieur: renaissanceschouw, gedateerd 1635.
Het woonhuis en de erbij aansluitende stallen vormen samen de noordwestelijke vleugel. De stallen bestaan uit twee delen, met licht verschillende nokhoogte. Langgestrekt gebouw van twee bouwlagen onder zadeldaken (kunstleien). Verschillende verbouwingen in de loop der tijden, aangeduid door een aantal bouwnaden, de verschillende ankers, waarvan de oudste dateren uit de eerste helft van de 17de eeuw, en de muuropeningen van hergebruikt materiaal. De vensters van de hooizolder zijn in het rechtse gebouw rechthoekig in een vlakke, hardstenen omlijsting, in het links gelegen gebouw rondboogvormig met hardstenen onderdorpel; kleine asemgaten van verschillend formaat in kalkstenen omlijsting op de benedenverdieping. Rondboogdeuren in omlijstingen van hergebruikt kalkstenen materiaal uit verschillende perioden. Linker zijgevel met aandak en vlechtingen. De achtergevel is blind op een aantal recente asemgaten na. In de westhoek bevindt zich een ruïneus torenachtig gebouw, voorzien van kalkstenen asemgaten op de benedenverdieping. Op de stallen stond voorheen een Sint-Lambertusbeeld, nog vermeld in 1965. De resterende dienstgebouwen, schuren en stallen, in L-vorm in de zuidwestelijke hoek van het erf, aansluitend bij het poortgebouw en waarschijnlijk daterend uit de 18de eeuw (eerste helft?); de oudere kern (eerste helft van de 17de eeuw ?) blijkt uit het silex-muurpand in de onderbouw van de zuidvleugel. De verbinding met de stallen verdween reeds in de eerste helft van de 19de eeuw; op deze plaats werd tegen de nog bestaande buitenmuur een recente open bergplaats gebouwd.
Oorspronkelijke dwarsschuur in de westvleugel. Bakstenen gebouw onder vrij steil zadeldak (kunstleien) met dakkapellen, voorzien van een korfboogpoort. De aansluitende haakse vleugel was waarschijnlijk voorheen volledig stal; in de 19de eeuw werd hierin ook een schuur ondergebracht. Zadeldak (kunstleien) met over een gedeelte van het gebouw sterk uitstekende dakrand op houten korbelen. Rechthoekige poort onder houten latei; voorts gewijzigde muuropeningen. De voormalige paardenstal heeft een merkwaardig, V-vormig portaal aan de ingang in de zijgevel. Aan de andere zijde sluit een torenachtig dienstgebouw onder wolfsdak op het poortgebouw aan; de functie is onduidelijk. Ten noordoosten, aansluitend bij het andere poortgebouw, een thans als woonhuis ingericht gebouw onder zadeldak. De muuropeningen en ordonnantie zijn recent; hierdoor is de oorspronkelijke functie moeilijk te achterhalen; het staat reeds aangeduid in de Atlas van de Buurtwegen.
Merkwaardig, vierkant gebouwtje aan het begin van de oprijlaan, waarschijnlijk daterend uit eind 19de eeuw of begin 20ste eeuw. Mergelsteen op een onderbouw van breuksteen, voornamelijk silex, onder strooien tentdak. Houten kozijnen voor vensters en deur.
Bron
PAQUAY J., De hoeven der kerkelijke instellingen in Limburg, in Verzamelde Opstellen, 4, 1928, p. 11.
PLUYMERS, L., Munkhof of Monnikenhof onder Heks, in Limburg, 13, 1931-32, p. 93.
PLUYMERS, L., Munckhof of Monnikenhof onder Heks. Eigenaars en pachters, in Limburg, 68, 1989, p. 101-104.
PLUYMERS, L., Bijdrage tot de geschiedenis van Heks, Luik, 1951, p. 3-6.
Bron: Pauwels D., Schlusmans F. met medewerking van Muyldermans E. & Rombouts J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14N4, Brussel – Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Foto: Roger Knaepen
Vanschoonwinkel Georges juli 2015