Mil van Kobus (dorpsfiguur)

Dorpsfiguur Mil van Kobus (Emile Dujardin)

Een drietal jaar terug overleed te St-Truiden  deze hoogbejaarde tachtiger van wie de naoorlogse jeugd uit Mechelen, ongetwijfeld mooie herinneringen overhouden

Mil was bijna levenslang huisknecht geweest in de hoeve d’AWANS, schuin tegenover zijn geboortehuis bij “ Kobus en Trotsgonneke”.Mil-van-Cobus-MB
Men noemde hem ook “ Mil-va-se-trouw” en ge zult wel onmiddellijk begrijpen van waar dat koeterwaals komt. Het was een achterlijke, maar zeer minzame, man die steeds zijn opmerkelijke, in hoog tandvlees ingeplante,  kleine tanden bloot lachte en zich hortend , op naar buitengerichte voeten voortsleepte
Heel jong was hij geplaatst geweest in een gesticht in Wallonië, vandaar zijn bijna onbegrijpelijk taaltje.

Later keerde hij terug en knapte allerhande karweitjes op in de hoeve d’Awans voor kost en inwoon. Daar zorgde hij niet enkel voor de maaltijden maar men zag hem ook geregeld in de stallen met stro zeulen of op straat met de koeien die hij terug van de weide haalde.

Mil was ook héél fier . Nauwelijks was het avondeten binnen of hij deed zijn beste kleren aan, ruilde zijn onafscheidelijke hoed om, en maakte zijn dagelijkse dorpsronde op zoek naar een nieuwe cravat of een afgedragen wit hemd voor zijn garderobe. In ruil bracht hij dan s’anderendaags aan de schenker een ,bij zijn baas “gestolen” bussel stro.

Was er een bruiloft in het dorp dan was Mil natuurlijk present. Ofwel stond hij aan de kerk met een “gebedelde bloemenruiker” ofwel brandde hij een schoof stro langs de weg waar nieuwe paar langs kwam. Op die manier wist hij een aardig sommetje drinkgeld te vergaren.
Ook durfde hij wel eens een liedje zingen voor een of andere gunst. Zijn meest bekende slager was “ Twee ogen zo blauw…”

De jeugd hield zich gemoedelijk met hem bezig en heel zelden werd met hem gespot.
Zo “speelde” hij, in de zwoele zomeravonden als iedereen buiten op de stoep zat te rusten, met bijna alle dorpsjongens, zijn bekende opvoeringen van “pastoor-met-processie” of “ dirigent-van-de-fanfare”. In dat laatste geval moesten wij  op stap gaan in rijen van vier, en op een stokje allerhande melodietjes neuriën, terwijl Mil naast ons opstapte en de maat aangaf. Dit tot groot jolijt van de toeschouwers. De jeugd speelde eenvoudig met deze volwassen persoon mee.

Hij ging ook regelmatig sigaren of tabak voor zijn pijp vragen bij de mannen waarvan hij wist dat ze rookten. Het was dan aangrijpend om zien hoe hij meermalen dankte, met zijn afgeleefd pijpje tussen die kleine, brokkelige tandjes, terwijl zijn naïeve “kinderogen” glunderden van tevredenheid.

Zijn levensavond sleet Mil bij de grauwzusters in St-Truiden maar men kon hem toch nog geregeld zien op de zaterdagmarkt..


Jos SCHOEFS.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *