Overtreding door een scheper in 1835
De schriftelijke tussenkomst van Jean Baptist Renaerts bij Mijnheer Belfroid, advocaat verblijvend op de Grote Markt te Hasselt naar aanleiding van een overtreding begaan door een (van zijn) schepers.
“het was de gewoonte als de veestapel binnengehaald was in de stallen, de barriers van de weiden opgedaan werden, om de herders met hun troepen schapen toe te laten. Het was ook zo dat ze om de paar weken naar andere weiden moesten om alzo al de weiden te laten bemesten met de uitwerpselen der schapen (ook geiten) en alzo elke weide aan bod kwam (liet ik mij vertellen en was nog in voege begin 20e eeuw).”
(Vertaling van de eerste brief)
Klein-Gelmen, den 16 maart 1835.
Mijnheer,
ik stuur mijn scheper om u deze brief te bezorgen om u te berichten dat ik heb gesproken met Mijnheer Renson, die mij zei u te vragen middel te vinden indien het mogelijk is deze zaak te beëindigen zonder dat hij naar Hasselt komt, maar indien dit toch niet kan geschieden zonder zijn aanwezigheid hij toch niet zal nalaten er zich te begeven en dat hij er zal verklaren dat ik de toelating had de weide te laten begrazen vanaf het ogenblik dat de laatste snede hooi werd afgedaan.
Ik verblijf met eerbied, uw dienstwillige dienaar. J.B.M. Renaerts.
(Vertaling van de tweede brief)
Klein-Gelmen, de 27 maart 1835.
Mijnheer,
Ik stuur u mijn (schaaps)herder vergezeld van Mijnheer Renson en misschien van de man die de weide gebruikt, die er tegenwoordig was toen de veldwachter aan mijn “scheper” zei dat hij in overtreding was en zoals mijn scheper mij zei meende hij dat hij er de kudde schapen mocht laten grazen want 3 of 4 dagen voor de overtreding had hij hem gezegd te komen met de schapen. “Enfin” u moogt hen ondervragen en doen wat u ervan vindt.
Ik verblijf met eerbied, Mijnheer, uw zeer toegewijde dienaar. J.B.M. (Jan Baptist Marc) Renaerts.