Doodsprentjes

Het verschijnsel “doodsprentjes” in de 19de eeuw.

Doodsprentjes, biltjes, we kennen ze allemaal. Meestal wordt er bij een begrafenis, zowel burgerlijk als christelijk een gedachtenisprentje van de overledene uitgedeeld. Het is dus een algemeen gebruik bij ons in Zuid-Limburg. Slechts enkele kilometers verder, in Wallonië bestaat dit gebruik niet of nauwelijks. Het zijn meestal ingeweken Vlamingen die in Wallonië gebruik maken van het doodsprentje. Vroeger kon niet iedereen zich permitteren om een doodsprentje te laten drukken. Ze zijn ook maar algemeen geworden in de laatste 100 jaar. Via de clerus, adel en hoge burgerij, dan de kleine burgerij vond het prentje zijn weg naar alle klassen van de samenleving. Bidprentjes zijn een onuitputtelijke en rijke bron van alles wat met het verleden te maken heeft. Er zijn talrijke motieven om bidprentjes te verzamelen: familiegeschiedenis, genealogie, geschiedenis van een stad of dorp, evolutie van de drukkunst, poëzie, iconografie, klederdracht enz…

Het bidprentje, doodsprentje, doodsbeeldeke, is een aangepaste versie van het devotieprentje dat tijdens de contrareformatie ontstaan is. Het waren kleine blaadjes perkament of papier met een voorstelling van Jezus Christus, een heilige of een tafereel uit de bijbel waarop men met de hand een tekst schreef. Gedrukte exemplaren komen slechts uitzonderlijk voor rond 1730.

Hierboven drie devotieprentjes uit de 18de eeuw

De eigenlijke oorsprong van het doodsprentje vinden we in de zogenaamde kwezelwereld. Kwezels vonden we in hoofdzaak in Amsterdam. Daar hadden de protestanten het sedert 1583 voor het zeggen. Katholieke priesters leidden er een semi-illegaal leven. In die nogal vijandige omgeving vonden ze steun en bescherming bij de kwezels of klopjes. De kwezels waren vrome, ongehuwde, katholieke vrouwen die de priesters bijstonden in hun werk voor het behoud en de uitbreiding van het katholiek geloof. Ze hielpen de priesters en zorgden voor hun huishouden, voor de kerk, de kerkgewaden en de zang. Naast catechismusles, onderwezen ze naaien en breien en zelfs lezen en schrijven. Wanneer een priester stierf deelden zij bij geloofsgenoten een overlijdensbericht uit met de vraag om voor de afgestorvene te bidden. Dit was de voorloper van ons huidig doodsprentje. Het waren meestal perkamenten prentjes, met de hand beschreven, en in een klein aantal exemplaren verspreid. Alhoewel de kwezels over heel Nederland verspreid waren, beschouwt men Amsterdam toch als de bakermat van het ontstaan van doodsprentjes.

Lees hier het volledig artikel


Jo Billen Juni 2017 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *