De bieten raperie

De bieten raperie (Diffussion de Betraves)

Dit artikel schrijf ik in het bijzonder voor Jean-Marie Falla uit Burdinne.
Een ex-Mechelaar die in  de twintiger jaren zijn jeugd hier doorbracht en heel fel betrokken was met dit “Bietenfabriek. Zijn grootvader Théophile Falla werkte daar immers  als “chimist” en die werd er later in 1929 zelfs de chef tot aan zijn dood in 1933. Ook zijn vader werd chef in 1942, als opvolger van Dhr Jonette. Jean-Marie verblijft nu terug in Burdinne maar zijn hart ligt nog voor een groot deel in Mechelen en zeker in de buurt van de destijds toch roemrijke “Raperie”. Hij heeft trouwens interessante belevenissen neergeschreven over de tijd dat hij in Mechelen verbleef; Zijn verhaal vind je hier.

Voor hem ben ik wat naar neuzen in archieven om zoveel mogelijk te weten te komen over de enige nijverheid die Mechelen ooit heeft gehad in zijn geschiedenis. De vraag stelt zich immers hoe die hier terecht was gekomen.

Omstreeks 1760 ontdekte een scheikundige uit Pruisen dat er in de voederbieten tot 5% suiker aanwezig was. De vruchtbare grond van Haspengouw bleek uiterst geschikt te zijn voor de teelt van die biet en dus liet Napoleon rond 1800 de suikerbiet op grote schaal aanplanten in onze streek. Dit was echter maar voor korte duur. Nadat hij werd verslagen en de Hollanders hier baas werden verdween die biet. Immers in hun overzeese kolonies kweekten ze zo veel suikerriet dat er voldoende suiker was om in de behoeften te voorzien.

Pas na de oprichting van het koninkrijk België kwam er terug verandering. De biet die in de zware kleigrond goed groeide werd direct de prinses van de veldvruchten in Haspengouw. Niet verwonderlijk dat er plots verschillende fabrieken gebouwd werden om deze plant te verwerken tot suiker. Zo was er reeds een suikerfabriek te St-Truiden en in Ordingen in het jaar 1836 en zien wij ook dat er in 1870 ruwe suiker werd gemaakt in Roost, in Gingelom, in Velm en in Hoepertingen.

In 1872 werd te Mechelen dan een “Bietenraperie” opgericht. Heel waarschijnlijk was dit het werk van de toenmalige Graaf Francois de Borchgrave d’Altena, burgemeester van Mechelen, maar toen ook senator en zéér hoog van aanzien in de hogere kringen.

Er werd hier enkel sap uit de bieten gehaald. Daarna werd het sap via een ondergrondse pijplijn doorgepompt naar het centrale fabriek in Wanze bij HUY.

De fabriek was gebouwd langs de weg van Mechelen naar Heers. Op de gevel stond het franse opschrift : “Diffussion de Betraves”. De fabriek draaide tussen de 8 tot 10 weken per jaar vanaf begin oktober tot aan de winterkermis. In de allerbeste jaren kon dat zelfs doorgaan tot aan het feest van Sinterklaas. Dagelijks werden er ongeveer 200.000 kg bieten verwerkt. De bieten werden aangebracht met paard en kar, via de een weg geplaveid met kasseien, zoals er nu in Parijs-Roubaix geen meer te vinden is. Die weg werd daarom later ook de Fabrieksstraat genoemd . Maar er werden ook bieten uit verdere dorpen aangebracht. Dit gebeurde dan via een spoorlijn, aangelegd in 1893, die vertrok in Klein-Gelmen (tramlijn Luik-St-Truiden) en langs kalottesberg ter hoogte van huize Champagne  de weg kruiste en zo de fabriek bereikte.

Een veertigtal dorpsbewoners vonden er jaarlijks tijdens de wintermaanden een welgekomen bijverdienste. Vooral de mannen die door het aantreden van de winter geen of minder werk hadden, zoals de kleinere boeren, fruitplukkers of zelfstandigen. Na de campagne moesten de machines weer in orde gebracht worden en gesmeerd en zo waren er ook vaste werknemers zoals comptabele Brien en mécanicien Claesen Jef en de lange Henri Claes van achter de kerk.
Tegenover de fabriek hield Meyers café en men heeft ons verteld dat er soms méér volk zat in de café dan daar tegenover in de fabriek. Kan moeilijk anders want iedereen moest daar twee keer voorbij , bij het binnenkomen en het buitengaan.

Bieten-raperie.



De bieten werden met de hand gelost, vanaf de wagen gegooid in de kanalen waarin stromend water vloeide om ze zuiver te krijgen en om ze naar de fabriek te brengen. Dit vuile water en het afvalwater van de fabriek werden later verder geplompt naar een grote poel aan de overkant van de straat. De bedoeling was dat het daar even kan rusten, dat de droesem naar beneden zakte( kalk, leem en suikerrestanten) vooraleer het in de molenbeek mocht geloosd worden.

Door de concurrentie van Oreye en vooral de nieuwe ultramoderne fabriek van Waremme enerzijds, en de verouderde installatie, de te hoge onderhouds- en herstellingskosten anderzijds, besloot de eigenaar “ de Tiensche Suikerraffinaderij” de poorten definitief te sluiten in 1956.

De gebouwen staan grosso modo nog paraat, allen het binnenste is weggebroken. De nieuwe eigenaar Melon heeft er een smidse van gemaakt.

Wie meer inlichtingen of oude foto’s heeft over dit fabriek, of nog andere herinneringen kan vertellen mag ze mij met alle plezier overmaken jozefschoefs@gmail.com


 Jos Schoefs

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *