Verzetsstrijder Jean Rorive
De terugtrekking van de Duitsers.
Vanaf de eerste september 1944 begon het Duitse leger terug te trekken. Uiteengeslagen colonnes trokken door Haspengouw en ondervonden veel moeilijkheden door de aanhoudende luchtaanvallen van de geallieerden. Nochtans waren de voertuigen van de moffen goed gecamoufleerd. De uitdrukkingen op de gezichten van de soldaten spraken boekdelen over hun naderend noodlot. De waffen SS hergroepeerde zich in onze regio en dit gaf de indruk dat zij er nog in geloofden. De BBC stuurde de boodschap « De gele narcis staat in bloei », deze boodschap nodigde de verzetsstrijders uit om zich te verzamelen en te verbergen teneinde een guerrilla te organiseren in Haspengouw. De groepen Marsouin, Narval en Otarie kwamen bijeen en organiseerden zich.
Zaterdag 2 september 1944, onder een donkere en regenachtige hemel voelde het aan alsof het herfst was. Omstreeks 9.30 uur overschreden de Amerikaanse troepen de Belgische grens. Men kwam samen bij een vriend die een radiopost bezat om naar de NIR te luisteren. Zo vernamen zij dat in Brussel het justitiepaleis gedynamiteerd was en in brand stond.
Zondag 3 september 1944 werden we wakker onder een inktzwarte hemel. In de namiddag klaarde het op omwille van een sterke wind en het defilé van de vijandelijke voertuigen zette zich terug in beweging. De diversiteit was groot: vrachtwagens op benzine en op gas, wagens getrokken door koeien, moto’s, kleine rupsvoertuigen, zelfrijdende kanonnen, pantsers en Mercedeslimousines. Het grote leger van de Führer was teruggebracht tot een stelletje ongeregeld dat het spel «red-je-eigen-hachje» speelde. De trots en de arrogantie van het Duitse leger was verdwenen, het waren enkel nog uitgeputte en ontmoedigde soldaten.
Maandag 4 september 1944 baadde in een zachte warmte van de laatste zomerzon. Thunderbolt vliegtuigen van de geallieerden doorkruisten de blauwe hemel en kwelden de vernederde Duitse troepen die zich moesten verstoppen voor deze aanvallen.
Dinsdag 5 september 1944 verlieten de bezetters alle vast posten in Haspengouw. Een Duitse tank waarvan de bemanning ten einde raad was vluchtte onder de ogen van de nieuwsgierigen en buren naar de afgesloten binnenkoer van café Minsart, op de hoek van de Grand Route en de Rue de Roloux te Fexhe Le Haute Clocher.
Terwijl de ss-tankbemanning een schoonheidsslaapje hiel werd de witte brigade op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van een tank van de brigade von Ribbentrop.
Wat nu gedaan? De Duitsers in hun slaap verrassen of wachten tot zij terug wakker waren? Het witte leger twijfelde te lang, veel te lang zonder twijfel! Op het einde van de dag viel de duisternis in en er was nog niets gebeurd.
De overval op een Duits transport
In het gehucht Streel was de boerderij Roberti het ideale hoofdkwartier geworden voor het geheim leger. De leiding was er in handen van Henri Linchet, Alexander genoemd. Deze had zijn manschappen Antoine Boeker (Constant), Jean-Baptiste Peillien (Ratmuncho), Henry Little (Jim), Albert Massart (Max), Jean Rorive (Grincheux), Edmond Dethie (Benoit), Jerome Youngblood en Laurent Frankinet geplaatst in de wegberm, links en rechts langs de steenweg Tongeren-Amay, ter hoogte van de plaats « Het Witte Paard » genoemd. De Duitsers hergroepeerden zich op de « Chaussée Verte » in de richting van Odeur, op de grote baan van Luik naar Brussel. Drie vijandelijke militaire voertuigen die van Noville kwamen en richting Kemexhe reden, transporteerden de inhoud van een bureau van een SS-eenheid. Dit konvooi werd overvallen door de groep « Alexandre » die zich in het midden van de steenweg plaatste, het vuur werd geopend. Eén voertuig raakte een paal en een ander kwam in het talud terecht. De Duitsers namen weerwraak en verschillende vrijheidsstrijders werden gedood tijdens deze aanval. (Een tiental volgens Arthur Derwa van Bergilers, die hoofd was van een strafsectie van het geheim leger, belast met het detineren van collaborateurs.) Een Fransman die plotsklaps rechtstond werd door een kogel in het bovenbeen getroffen, helaas. In het tumult konden vier Duitse militairen, waaronder één officier, ontsnappen en zich bij de rest van de troep aansluiten te Odeur.
In allerijl werden de lichamen van de gedode Duitsers in een vrachtwagen geladen en naar de hoeve Roberti gevoerd. Het veroverde materiaal werd opgestapeld in de bijgebouwen van de hoeve. De lichamen van de dode Duitsers werden in de mestvaalt begraven die zich in het midden van de binnenkoer situeerde.
De vergelding
Alexander droeg Antoine Boeker, een chauffeur door de verzetsgroep aangetrokken, Albert Massart en Henry Little op, om een voertuig dat in panne stond op de weg naar Freloux te recupereren. Antoine Boeker moest de herstelling doen en de twee anderen moesten de wacht houden. Plotseling merkten zij een aantal geblindeerde voertuigen van de waffen SS op, die in met groot machtsvertoon zich begaven naar de hoeve Roberti om een vergeldingsactie uit te voeren. De verzetsmannen die in de wegberm lagen werden verzocht om zich terug te trekken in de hoeve Roberti. Hun overste, Henri Linchet zou de aftocht dekken maar werd neergemaaid door een schot in volle borst. Men vond zijn lichaam terug in een weide nabij de hoeve. De Moffen omsingelden de boerderij en de SS kreeg er de vrij teugel. Ten gevolge van het neerschieten van Henri Linchet werd een algehele terugtrekking bevolen door Charles Delvigne. Albert Massart was gewond, werd door de SS meegenomen en te Wouteringen, enkele uren later, gefusilleerd.
In de registers van de burgerlijke stand van Fexhe vindt men een kopie van een document dat attesteert dat en zekere Linhet Henri Felicien Ghislain, fotograaf van beroep, geboren te Flawinne op 26 april 1922, zoon van Jules Joseph Ghislain en van Chantraine Madeleine Julia Ghislaine, overleden is te Fexhe-le-haut-Clocher op 5 september 1944. In deze akte maakte men gewag van een zekere Henri Linhet en niet van Henri Linchet. De datums en plaatsen waren correct. Burgemeester Emest Voyeux had de overlijdensakte ondertekend.
Amerikaanse parachutisten moesten gedropt worden in de velden van Freloux. De groep Zoro moest de goede gang van zaken van deze operatie verzekeren. De Duitsers waren hiervan op de hoogte en kwamen in grote getale ten tonele en openden ogenblikkelijk het vuur. Vier verzetsstrijders waaronder de Rus Pierre Stupakof verloren het leven tijdens deze missie. Arthur Derwa (Zoro) heeft de dood in de ogen gekeken; nadien zei hij: « Ik dacht dat dit het einde was, wij hebben de hel overleefd ».
Jean Rorive van Namen, vrijwilliger onder het commando van «Arthur» Gevallen te Veulen op 06-09-1944 (omstandigheden onbekend)
Wie was Arthur Derwa
Vanaf 1941 verzamelden en herstelden Arthur Derwa geholpen door de wachtmeesters Bastin Charles (overleden te Buchenwald) en Jean Dominicy van de Rijkswachtbrigade Oreije achtergelaten wapens van het Belgische leger en verspreidden zij clandestiene folders.
Begin 1943 had deze beestenkoopman, afkomstig van Bergiliers, 80 vastbesloten manschappen rondom hem verzameld. Onder hen vele ontsnapte Russische krijgsgevangenen. Hij richtte een strafsectie, gekend onder de naam “groep Zorro”, op.
Hun werkgebied strekte zich uit over de dorpen: Grandville, Bergilers, Oreye, Lens-sur-Geer, Lamine, Hodeige, Remicourt, Pousset, Lantremange, Otrange, Thys, Crisnée, Lowaige, Herstappe, Momalle, Jeneffe, Roloux, Velroux, Hognoul, Kemexhe, Fooz.
Arthur is steeds uit de handen van de Duitsers, die jacht op hem maakten, kunnen blijven.
Na de oorlog werd hij een grote naam in de vleesindustrie. Aan het hoofd van de N.V. Derwa, stelde hij honderden personen te werk.
Op 11 oktober 1995 is hij te gevolge van een verkeersongeval op 83 jarige leeftijd overleden in het citadel ziekenhuis van Luik
Een droevig voorval te Veulen
Op donderdag, 7 september 1944,werd te Veulen op de weg naar Gutschoven langs een doornenhaag onder de overgroeiende braambessen het lijk ontdekt van een neergeschoten jonge man. De dode had een kogelschot in de borststreek en een tweede schot in de slaap. Hij lag er ongeschoeid op zijn rug in de haag verzonken.
De burgemeester van Veulen, Oscar Vandersmissen, werd door de vinders, uitbaters van de weide, op de hoogte gebracht en verwittigde op zijn beurt de Rijkswachtbrigade van Heers. Twee rijkswachters per fiets kwamen ter plaatse om onderzoek te doen.
Na hun vaststellingen liet de burgemeester door twee dragers met een draagberrie de dode overbrengen naar het gemeentehuis waar het werd geborgen in het lokaal vooraan links. Hier werd onder de oorlog de soep van Winterhulp klaargemaakt en langs het venster bedeeld aan de inwoners die van buiten op het plein met hun potten en kasserollen stonden te wachten.
Het verder onderzoek der Rijkswacht bracht de identiteit van de neergeschotene aan het licht. Het zou gaan om de genaamde Jean-Marie Rorive uit Namen, zoon van Dr. Majoor Rorive. Hij zou bovendien luitenant van de Witte Brigade geweest zijn die door de Duitsers gevangen was genomen.
Intussen was er veel meer aan de hand dan door de inwoners geweten werd. Reeds de 5e september 1944 kwam vanuit Klein-Gelmen een ganse reeks Duitsers, de ene groep te voet, de andere per fiets, soms een voertuig door Veulen en sloegen dan af richting Gutschoven.
De 6e september kwam langs dezelfde weg een ganse kudde van wel 2 à 300 schapen met een Duitser als herder en die sloegen ook de richting Gutschoven in. De Duitsers waren volop in aftocht want ’s avonds rond 7 uur deden enkele harde ontploffingen alle huizen daveren. Het waren de Duitsers die probeerden het vliegplein van Brustem onbruikbaar te maken en ook hun overtollige of onvervoerbare munitie in de lucht te jagen. Zij verkozen voor hun aftochten blijkbaar de kleinere parallelwegen omdat over de “grote steenweg van Sint-Truiden naar Luik te veel door de Amerikaanse vliegtuigen werd gepatrouilleerd en dus de onderschepping en het mitrailleurvuur vanuit de vliegtuigen veel meer te vrezen viel.
Neergeschoten en achtergelaten.
Waarschijnlijk heeft het Duitse voertuig waarin de gevangen weerstander met zijn bewakers zat, dezelfde veiligere weg willen kiezen. Vermoedelijk hebben de Duitse bewakers zich liever van hun gevangene willen ontdoen in plaats van hem nog verder mee te voeren naar een gevang of kamp. Hij werd dus maar ter plaatse neergeschoten met een kogel in de borst en een in het hoofd. Ze hebben hem onder de haag laten liggen en zijn er dan maar zonder lastige metgezel van onder gemuisd.
Zoals reeds bij de aanvang van dit verhaal aangehaald werd de dode door de weide-uitbaters er de 7e september ’s morgens gevonden en is de moordpartij waarschijnlijk in de nacht voorgevallen of kan ook de vorige avond zijn gebeurd. Er moet alleszins iemand getuige geweest zijn of de schoten gehoord hebben en dan zijn gaan kijken wat er voorgevallen was…
Feit is dat de weerstander achteraf ’s morgens door de weide-uitbater zonder schoeisel werd aangetroffen en dat de volgende zondagmorgen op de stoep voor de kerkdeur een pak in grijs papier lag. Toen Gerard Nossin, koster – organist die kerkdeur wilde openen voor de vroegmis, vond hij dat pak. Het waren bruinlederen botten. Die botten zullen de eerste onbekende vinder wel niet goed hebben gepast of heeft hij misschien gewetenswroeging gekregen en wilde hij op deze wijze zijn buit restitueren?
Rouwdienst voor de oorlogslachtoffers
Op 8 september werd er in de kerk van Veulen, die vol volk was, een rouwdienst “met vijf heren” gehouden voor de gevonden dode en voor alle andere oorlogsslachtoffers.
Na de dienst werd de lijkkist in een voorlopig gegraven graf op het kerkhof gezet. Er kwamen toespraken van schoolmeester Jos Porta en van burgemeester Oscar Vandersmissen. De kist in het open graf werd daarna met stroschoven toegedekt in afwachting dat ze naar Namen zou worden overgebracht.
Die 8ste september 44 was een memorabele dag want het bericht was in het dorp binnen gesijpeld dat de Amerikanen door Heers zouden komen. Het verspreidde zich als een lopend vuurtje. Al wie in Veulen een vlag had hing die aan zijn voorgevel en menige Veulenaar trok te voet naar Heers om de Amerikanen bij het voorbijrijden van hun colonnes te begroeten en toe te juichen. Er stond een massa volk uit heel de omtrek langs de steenweg maar ze moesten veel geduld oefenen want de colonnes troepen kwamen niet erg aaneen gesloten voorbij. Het duurde soms wel een half uurtje eer een colonne legervoertuigen de voorgaande colonne opvolgde en men kon roepen en juichen en bloemen werpen naar de voertuigen. Iedereen was dolblij met deze doortocht van de Amerikanen want nu was voor onze streek de oorlog definitief voorbij!
Het monument
Na de oorlog werd er op de grensscheiding tussen Veulen en Gutschoven, in de buurt waar het lichaam van Jean Rorive gevonden werd, een monument opgericht. Hier vind jaarlijks op 11 november een herdenking plaats.
Op 23 oktober 2011, bijna dag op dag 65 jaar geleden, werd te Veulen het monument ingehuldigd ter ere van piloot Gordon Diard, welke in de omgeving met zijn vliegtuig neerstortte.
De gemeente heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt om met monument van Jean Rorive te verplaatsen, zodat beide monumenten nu naast elkaar gelegen zijn. Waarschijnlijk om praktische en veiligheidsredenen.
Bron: http://fr.wikipedia.org/wiki/Fexhe-le-Haut-Clocher
Jo Billen, Jean Nossin en Vanschoonwinkel Georges maart 2012