WO I in de Sint Martinusparochie

WO I in de Sint-Martinusparochie

Aan de hand van een vragenlijst werden de pastoors , door het bisdom verzocht, om een verslag te schrijven over hetgeen tijdens de Eerste Wereldoorlog in hun parochie was voorgevallen. ( Deze vragenlijst kan bekeken worden door op de link te klikken.)  Sommige pastoors hielden zich nauwgezet aan de nummering terwijl anderen er een vloeiende tekst van maakten.


Hierna werd dit verslag letterlijk weergegeven, vandaar ook het gebruik van de oude spelling.

Monseigneur,
Ik heb de eer aan Zijne Hoogwaardigheid eenige bijzonderheden over de parochie Mettecoven, te zenden.
Vijf jongelingen, waarvan twee vrijwilligers namen deel aan den oorlog. Geen enkel sneuvelde.
Wat betreft de geboorten en overlijdens, is er geene merkelijke verandering.

Op 11 november 1915 kwamen er 53 vluchtelingen uit Vladsloo, welke hier verbleven tot 12 maart 1919. Zij werden zeer goed door de bevolking bijgestaan. Ze waren over ’t algemeen zeer godsdienstig en velen woonden in de week de H. Mis bij.

Het “werk van den Akker”, werd onder voorzitterschap van den ondergeteekende, ten hunnen voordeele opgericht, waardoor ieder huisgezin éene are bouwgrond kreeg per hoofd; alzoo konden deze arme vluchtelingen zich ruimschoots voorzien van aardappelen, groenten en zelfs tabak! Ook hebben ze gedurende hun verblijf alhier hun brood niet in ledigheid geëeten; ze hebben allen bij de landbouwers van het dorp het werk helpen verrichten.

Toen de “griep” uitbrak, werden alle de vluchtelingen er van aangetast. Twee stierven er. De bevolking van Mettecoven toonde zich alsdan zeer grootmoedig ten hunnen opzichte; ze werden in hunne ziekte bijzonder voorzien van melk, wat er op vele plaatsen niet te verkrijgen was.

De schoolsoep en volksoep werd ingericht en bleef bestaan tot een weinig na den wapenstilstand.
De vluchtelingen genoten van dit werk op den zelfden voet als de noodlijdende parochianen.

Op 29 october 1918 kwamen er ons 235 fransche vluchtelingen toe uit Douai, Valenciennes, Cambrai en Pomeroeil. Ze werden even goed als onze vlaamsche broeders onthaald. Ze verbleven hier gedurende drie weken. Doch er bleven nog 50 ervan tot op l januari 1919. Van die 235 woonden 17 de goddelijke diensten bij.

Kwam de wapenstilstand. Op zekeren dag kwam in ons dorpje dat nauwelijks 40 huisgezinnen telt, waar dus reeds 53 vlaamsche en 235 fransche vluchtelingen gehuisvesd waren, zeshonderd Duitsche terugtrekkende soldaten binnengestormd met 800 paarden. In de grootste boerderijen werdt het vee maar uit den stal gejaagd en moest gedurende den nacht in regen en koude in de weide blijven.  De soldaten roofden bijzonder hooi en stroo.  De brave boeren kwamen den bevelhebber smeeken, dat hij een einde zoude stelde aan die plunderijen. Doch deze liet ze maar begaan en stelde de geplunderden gerust met deze woorden: [Die Regeirung sal al betsalen! ]

Gelief, Monseigneur, de uitdrukking mijner eerbiedigste en onderdanigste gevoelens te aanvaarden.

Joseph A. Buntens, pastoor. Mettecoven, 12 juni 1919.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *