Het kasteel van Heers 1

 Het kasteel van Heers van 1034 tot 1477

De dageraad …

De heerlijkheid Heers is zeer oud. De eerste citeringen van de heren van Heers gaan terug tot 1034, 1067, 1080 en 1088.  In 1135 wordt de heerlijkheid zelfs vermeld in de oprichtingsakte van de abdij van Averbode door graaf Arnoul van Loon. De geciteerde heer van Heers in 1034 is Cruno de Heers, die daarmee ook de oudst gekende heer van Heers is.

De donkere Middeleeuwen. 

Tijdens de 13de eeuw is er sprake van een zekere Wauthier van Heers in verschillende aktes.  Hij was gehuwd met Mathilde van Wassenberg.  Hij had een jonge schildknaap te gast op het kasteel, die Guillaume de Waroux heette.  Hij was naar Heers gekomen met de volgende reden: “pour apprendre le flamend et achever son éducation.” Maar er gebeurde veel meer dan verwacht. Wauthier van Heers overleed voor 1285 en zijn weduwe Mathilde van Wassenberg hertrouwde met die bewuste Guillaume de Waroux.  Dit was het startschot voor een donkere periode in de geschiedenis van Heers daar het deze Guillaume de Waroux was die de oorlog tussen de Awans en de Waroux ontketende. Deze oorlog was zeer bloedig en legde volledig Haspengouw in puin en as.
Guillaume de Waroux behoorde tot de familie de Warfusée die de heerlijkheid Waroux als lijftocht hadden.  Deze heerlijkheid hing af van het graafschap Loon.  In 1298 werd in het kasteel van Waroux het huwelijk gesloten van Adoule en Hanneceau die beiden van de heren van Awans afhingen.  Deze laatsten verzetten zich heftig tegen het huwelijk maar Guillaume zette toch door.  Deze zet mondde uit in de bloedige oorlog die de geschiedenis inging als de “oorlog tussen de Awans en de Waroux”. Het was een onverbiddelijke strijd waarbij de hele Haspengouwse ridderschap betrokken was. De dodenbalans was na dit verschrikkelijke treffen bijzonder hoog: 30 000-32 000 manschappen. Vooral de krijger Aynechon, een Awans, was in Haspengouw een gevreesd ridder. Hij bezat te Rutten een onderaards huis waar hij zich na elke veldslag terugtrok.  De tegenpartij, de Waroux, durfde Rutten toch niet in brand steken aangezien dat een Brabants leen was. De hele streek werd verwoest door deze Aynechon. In het kamp van de Waroux was er toch een krijger die een tweegevecht met hem aandurfde, namelijk Faloz. De afspraak ging door op het Luikse Place verte. Maar het treffen eindigde onbeslecht.
Het einde van de oorlog kwam er in 1335 in de Abbaye Saint-Laurent te Luik met de Paix des 12. Doordat de Haspengouwse ridderschap getiendeeld was tijdens de oorlog, kwam ze sterk verzwakt uit deze sombere tijd en ze zou nooit meer de luister van voorheen terugvinden.  Het hoeft geen betoog dat dit voor de streek een rampzalige tijd geweest is. Niet alleen door het aantal manschappen die sneuvelden maar ook door de enorme materiële schade die de hele streek opliep door de plunderingen en het platbranden van de vijandige dorpen.

Naar betere tijden?

In 1292 werd de zoon van Maria-Mathilde de Wassemberghe genoemd in een akte over betwistingen met de abdij van Averbode in verband met goederen van Gerard de Heers in Bas-Heers.  Deze Gerard van Heers was verantwoordelijk voor een aanzienlijke uitbreiding van zijn goederen.  Hij verwerfde namelijk een aantal nieuwe heerlijkheden: namelijk Wimmertingen en een deel van Jesseren.

De zoon van Gerard van Heers was Jean van Heers en deze vocht aan de zijde van de prinsbisschop Adolphe de la Marck in de oorlog tegen de rebellerie.
Deze Adolphe de la Marck was de tweede prins-bisschop van Luik met deze naam en vervulde deze functie van 1313 tot 1344. Hij overleed op 3 november van dat jaar. Op 3-4 augustus 1312 kende men de triomf van de Mal Saint-Martin. Dit was een opstand van gilden tegen de edelen en patriciërs.  Deze laatsten namen de stad in en wilden hun macht terug die ze sinds 1302 verloren hadden. Maar de gilden dreven de patriciërs samen in de Saint-Martinkerk waar de patriciërs zich veilig waanden.  Maar de gilden staken de toren in brand. De balans van de brand:
120 patriciërs en 10 schepenen vonden de dood. Samen waren er meer dan 200 doden in de kerk.
Op 20 januari 1313 startten de onderhandelingen tussen de 2 partijen doordat er 4 onderhandelaars werden aangeduid.
Op 14 februari 1313 merkten de patriciërs dat ze niets anders konden doen dan onderhandelen met het plebs en nog diezelfde dag werd het vredesverdrag afgehandeld te Angleur waardoor het de naam “Vrede van Angleur” meekreeg.
18/06/1316:  De gilden nemen geen genoegen met hun vrijheid want zij wensten totale soevereiniteit.  Zij vonden dat ze lang genoeg van de macht gehouden waren en gingen zich te buiten aan wandaden en plunderden zelfs bisschoppelijke bezittingen zoals bijvoorbeeld te Fexhe.  Zij waren klaar voor de definitieve slag na een maandenlange strijd.
Maar de prinsbisschop liet het zo ver niet komen.  Hij probeerde een compromis te bereiken en deed een gebaar.  Hij kende de wetgevende macht toe aan de Sens du Pays, een vertegenwoordiging van de drie standen. Het gebaar bleek succesvol te zijn.  Het verdrag werd bezegeld door 6 scheidsrechters in naam van de beide democratische partijen.  De grondwettelijke keure werd uitgehangen in de Sint-Lambertuskerk.
Het resultaat van deze keure was:
– kerk van Saint-Martin werd hersteld.
– Bevoegdheden van de stadsgilden werden duidelijk vastgelegd.
– Verbannen patriciërs kregen amnestie.
– Patriciërs werden niet helemaal uit het politieke leven gestoten.
Om nu in de raad te zetelen moest men lid zijn van de gilden.
Naast de raad bestond er ook nog een algemene vergadering van de burgers.  Deze beschikte over uitgebreide bevoegdheden.  Verder moesten er nog een aantal andere bepalingen in acht genomen worden:
– samenkomsten gebeurden op het paleis.
– De dekens waren verplicht de reden van samenkomst op te geven.
– De meerderheid moest de resoluties aannemen of verwerpen.
– De dekens namen het stadsbestuur over van de patriciërs.
De leden van de Luikse gemeenteraad werden dus voortaan gekozen uit patriciërs en het volk.  Dit was nu verplicht en niet meer een vrije keuze.
Wat waren de bevoegdheden van de Luikse gemeenteraad?
Er werd een raad van gezworenen aangeduid, samen met 2 burgemeesters.  Zij zorgden voor het bestuur van de stad.
De raad van gezworenen is te vergelijken met onze schepenen. Toen omvatte de term schepenen iets totaal anders, want zij hadden de rechtspraak onder hun hoede en werden voor het leven aangeduid door de prins-bisschop.
In hoeverre verschilt het bestuur te Luik van de andere steden?
De gedeeltelijke scheiding van machten was nog niet in alle steden doorgevoerd.  In Vlaamse en Brabantse steden werden 8 schepenen aangeduid door de graaf of de bisschop uit de patriciërs en deze bezaten alle macht. Ook de structuur en het aantal schepenzetels verschilt van stad tot stad.
Dit alles had zowel betrekking op de stad Luik als op de omliggende streken die onder toezicht van Luik stonden. We zullen zien dat dit ook nog belangrijk zal worden in de verdere geschiedenis van onze gemeente.
Voor Heers was deze oorlog nog maar een keer zeer rampzalig geweest daar het hele dorp samen met het kasteel platgebrand werd.

Uitsterven van de naam “de Heers”.

De laatste heer die de naam van Heers droeg was Gerard de Heers die zijn bezittingen te Wimmertingen en Jesseren zag erkennen voor de zaal te Kuringen in 1361.  Hij stierf op 9 oktober 1398.  Op die dag werd hij vermoord door de inwoners van Sint-Truiden die ook het kasteel en het dorp
in 1383 al in de as legden en dit nog eens zouden doen in het jaar 1439. Hij was gehuwd met Catharina van Binsveld en zij hadden één dochter, Cécile.  Deze laatste was gehuwd met Raes de la Rivière d’Aerschot.  Hun huwelijkscontract werd opgesteld op het kerkhof van Dormaal onder een eik op 29 juni 1362.
Deze echtverbintenis werd gezegend met 6 kinderen. Hun oudste zoon erfde de goederen en het kasteel van Heers. Deze Gerard de la Rivière stierf zonder nakomelingen en bijgevolg ging het goed over aan een zoon van zijn tweede broer, dus een kleinzoon van Cécile de Heers en Raes de Rivière. Daar de oudste overleden was in 1440 te Rhodos en begraven was in de Sint-Antoniuskerk aldaar, ging het goed over aan de tweede zoon.  Dit was de beruchte en beroemde Raes van Heers die zelfs vermeld wordt in de annalen van de Vaderlandse geschiedenis doordat hij in opstand kwam tegen Karel de Stoute van Bourgondië en tegen Louis de Bourbon, prins-bisschop van Luik.  Hij was gehuwd met de al even vermetele Pentecosta van Grevenbroeck.

Roerige tijden !

Jan van Heinsberg was prins-bisschop van Luik tot 22 november 1455.  Hij besloot op die dag af te treden om de volgende redenen:
-ontmoedigd door de tegenstand van de ambachten tegen het in 1424 uitgevaardigde “regiment”.
-De bevolking verwijt hem te inschikkelijk te zijn ten opzichte van Filips de Goede.
Ex-prins-bisschop Jan van Heinsberg overleed in de nacht van 18 op 19 oktober 1459.
De nieuwe prins-bisschop, aangesteld na het aftreden van Jan van Heinsberg, was Louis de Bourbon, een 18-jarige Leuvense student en neef van Filips de Goede.  Deze hertog van Bourgondië was er van 1419 tot nu in geslaagd om op verschillende manieren de Verenigde Provinciën onder hetzelfde gezag te plaatsen.  Maar er bleef nog een blinde vlek op de kaart, namelijk het Prinsbisdom Luik, waaronder onze streek ressorteerde. Dit was niet naar de zin van de Bourgondiërs en zij probeerden het dan ook op deze manier in te palmen.  Maar de bevolking van Luik leek zich te verzetten tegen die Lodewijk van Bourbon. Maar hier liet Filips het niet bij.  Hij beloofde aan de paus Calixtus VII dat hij hulp zou bieden aan de Katholiek Kerk tegen de Turken die al 4 jaar Constantinopel, de poort naar het Oosten, bezetten.  Door dit manoeuvre benoemde de paus Louis de Bourbon op 13 juni 1456 tot prins-bisschop van Luik.  De nieuwe bisschop was een liefhebber van goed eten en drinken en wist niet wat goed en wat slecht voor hem was, maar hij was zeer goed van inborst. De Luikse kanunniken weigerden hem evenwel uit protest de ingang tot het Sint-Lambertuskapittel.
De prins-bisschop beloofde te regeren met ‘s lands raadheren en volgens de privileges maar toch bleef er wantrouwen vanuit de bevolking. Hoe kon hij het vertrouwen winnen? Door met de hertog van Bourgondië te breken.  Deze was namelijk een bedreiging voor de onafhankelijkheid van Luik daar de Luikenaren vreesden dat door de vriendschap van de Prins-bisschop met de hertog Luik volledig binnen de invloedssfeer van Bourgondië zou vallen.  Bovendien was Louis opgevoed aan het Bourgondische Hof en kon hij niet aarden in Luik.  De kleinste aanleiding was bijgevolg reden tot een opstand.
Jan van Horne, ook wel de Wilde genoemd, vond dat zijn heeroom Jan van Heinsberg onrechtvaardig tot troonsafstand was gedwongen en hij kon dan ook niet opschieten met de nieuwe prelaat.  Hij werd één van de leiders van het verzet tegen de nieuwe Prins-bisschop.  Jan van Horne was heer van Kessenich en hij was kapitein in het leger.  In 1467 werd hij commandant van het stadsleger van Tongeren.  Tijdens de slag van Brustem vocht hij in de eerste linie.

Link met Heers?

Raes van Heers liet zich inschrijven te Luik in het smedenambacht met de bedoeling deel te nemen aan het bestuur van de stad. Hij werd verkozen tot één van de twee burgemeesters in het jaar 1463 en speelt een grote rol in het aanstellen van de graaf van Baden tot regent.
Raes de la Rivière, heer van Heers, Lummen, Horpmael, Wimmertingen, … was een groot opruier van de Luikse bevolking tegen het wettelijk gezag.  Hij was goed ter taal en gebruikte grote woorden als ‘vrijheid, recht’ die er bij het volk ingingen als zoete koek. Hij slaagde erin de Vlaamse steden voor zijn kar te spannen nog meer dan de Waalse. Dat de Vlaamse steden vooral de kaart van Raes van Heers trokken was een gevolg van het feit dat de belastingsontvangers er met de klompen door liepen. Uit de steden galmden de klachten hierover. Raes gaf de steden volledig gelijk en zo kreeg hij de volledige steun van de volgende steden: Sint-Truiden, Tongeren, Loon, Hasselt, Bilzen, Maaseik, Herk, Beringen, Bree en Stokkem die in 1461 al tot zijn achterban behoorden  tegen “die ongenadige, ongotliche ende onkrestige voirnemen der produceerders, fiscalen, foreyns ende anderen (Bourgondiërs).
Dit was één van de oorzaken van het uitbundig onthaal voor de prins Marc de Baden half mei 1465.
Deze prins was op 22 april 1465 aangesteld als momboor door de Lodewijk XI van Frankrijk.  De inmenging van de Franse vorst was zelfs zo groot dat Raes een overeenkomst maakte met de koning dat de Luikenaars in opstand zouden komen tegen de Bourgondische hertog.
Raes de Rivière d’Aerschot (van Heers, ook soms Raes de Lintre genoemd omdat hij ook daar Heer van was) was een onstuimig en wraakzuchtig man.  Hij was 1 van de aanvoerders van de opstand tegen de gehate Prins-bisschop Lodewijk van Bourbon.  Hij had het talent van volkstribuun en kon zich laten overkomen als vriend van Luik.
Nochtans had hij een zeer chaotische jeugd en kwamen zijn wreedaardige karaktertrekken al aan het licht tijdens zijn jonge jaren.  Onderdanen werden vernederd en mishandeld en zelfs in het kasteel was niemand veilig want daar was hij reeds begonnen met het bestelen van zijn vader en deze laatste belegeren om hem geld af te persen.
Desalniettemin slaagde hij erin om te Luik de sympathie van iedereen te winnen.  Zijn haat ten opzichte van de Prins-bisschop was de oorzaak van vele ongelukken die de stad treften.
Op 19 oktober 1465 trok hij met 4 000 man ten strijde tegen de Bourgondiërs. Het slagveld bevond zich te Montenaken en meer dan de helft van de krijgers sneuvelden en hijzelf moest vluchten om zijn eigen hachje te redden.
Deze slag werd gewonnen door Filips de Goede door tussenkomst van de graven van Nassau en Hoorn. Het einde van deze opstand werd bezegeld door de vrede van Sint-Truiden op 22 december 1465 en waarin bepaald werd dat de hertog door Luik moet erkend worden als wereldlijk erfgenaam. Ondertussen had Sint-Truiden zich overgegeven aan de Bourgondiërs want zo hoopten zij vergiffenis te krijgen. Dat zij hun bondgenoten daarmee verloochenden raakten hun koude kleren niet. De inwoners van Sint-Truiden plunderden het domein van Raes van Heers en brandden het kasteel af.
Louis de Bourbon werd opnieuw aangesteld als prinsbisschop op 19 september 1466 en Filips de Goede werd momboor maar hij liet zich vervangen door Gewijde van Humbercourt.  Deze vervanging viel niet in goede aarde, gooide zelfs olie op het vuur want de Luikenaren hadden de pest aan Humbercourt die vals en schijnheilig was.

Karel de Stoute

Met de dood van Filips de Goede braken zo mogelijk nog roeriger tijden aan voor Heers. In onze streken riepen de mensen op 15 juni 1467: “We zijn verlost van die oude kwelgeest.” En zij luidden met spot op de bijenkorven de doodsklokken.
Het startschot tot opstand werd dan ook op diezelfde dag gegeven.  Ook Luik was zeer tevreden over de dood van Filips de goede en werd onmiddellijk overspoeld door bendes, die cnuppelslaghers (gezellen van de groene tent) geheten werden en die voor de woorden “recht en vrijheid” gingen vechten want dit werd gezien als de pijlers van de Luikse maatschappij.  Karel vernam dit alles en ontstak in een furieuze bui.  Hij stuurde onmiddellijk Antoine, bastaard van Bourgondië die generaal was naar onze streken om de mensen er te kastijden.  Deze generaal brandt onder meer Beringen volledig plat.
De opstand van Luik werd aangepord door Lodewijk XI  van Frankrijk.  Louis de Bourbon kreeg schrik en nam de benen naar Hoei dat Bourgondië zeer genegen was samen met het kapittel.  Maar ook daar waren ze niet veilig want Jan de Wilde (van Horne) wilde hen mores leren.  Hij verzamelde een leger van mannen uit Tongeren, Sint-Truiden, Luik en Loon rond zich en trok naar Hoei. Daar nam hij de stad in maar Louis de Bourbon slaagde er door een list in de stad te ontvluchten. Hij trok verder naar Namen. Karel de Stoute ontstak in woede toen hij dit vernam en zweerde de Luikenaren een lesje te leren.
De Luikenaren hebben ondertussen ook de verdragen van Sint-Truiden en Liek (Oleye) vernietigd. In de hele streek werd er alarm afgekondigd en men verzamelde 40 000 manschappen van de ambachten en burgerwachten.
Luik had een verbond met de Franse koning maar Karel de Stoute trok zich daar niets van aan en werd er evenmin door verontrust.
De Franse koning vernam de aanval van Bourgondië en deelde aan Karel mee dat hij niet opgezet was met de strafexpeditie. Karels reactie was laconiek: “De Luikenaren verwachten mij.  Nu binnen 3 dagen ben ik er.”
Dit was de laatste stuiptrekking van de vrije gemeentenaren tegen het centraliserend gezag van het leger.
Raes van Heers had tijdens de periode dat hij aan het bestuur van Luik deelnam een volksdictatuur gevestigd die nog altijd voortduurde.
Karel de Stoute trok van Leuven over Tienen. Hij inspecteerde ondertussen zijn machtig leger. Benden stuurde hij vooruit naar Hollogne-sur-Geer, Ferme, Borlez, Vienne, Bovenistier.  Al deze dorpen werden platgebrand en geplunderd. De aanvoerders noemden dit aanvallen te zwaard en te vuur.
Karel trok ook naar Hoei waar hij evenwel met de staart tussen de benen opnieuw moest vertrekken na hevige gevechten met een legereenheid die aangevoerd werd door een vrouw(!) namelijk Pentecosta van Grevenbroeck, echtgenote van de Raes van Heers.  Deze Pentecosta was niet alleen legeraanvoerster, maar ook gifmengster, tovenares en van alle markten thuis in de krijgskunst, met andere woorden, zij was meerdere mannen waard.
In de eigen tijd noemde men het leger van Karel zo sterk dat geen enkele macht ter wereld bestand was tegen dat leger, enkel het leger van Pentecosta bood voldoende weerstand zodat zij de overwinning op haar naam mocht schrijven.

Het leger van de Bourgondiërs.

Karel de Stoute richtte voor het eerst sinds lange tijd een beroepsleger op. Dat bestond uit persoonlijke lijfwacht van 800 boogschutters en 120 jonkers te paard.  Voorts waren er nog ordonnantiebenden die berucht waren om hun kracht, dapperheid en bewapening.
Eerst waren er 10 benden.  Zo’n bende bestond uit 100 lansen, verdeeld over 4 ruiters, 3 boogschutters en 3 specialisten (boogschutter, artillerist, piekenier).  In het totaal bestonden die 10 benden dus uit 4 000 ruiters, 3 000 infanteristen en 3 000 specialisten.
Karel geloofde in de doelmatigheid van de artillerie.  Bewijs daarvan is dat hij 300 stuks in zijn kasteel had van verschillend kaliber.
Sinds 1520 verdween de kruisboog uit de uitrusting van de troepen. Wel hadden de soldaten toen nog een haakbus. Deze vergde 1 minuut om geladen te worden en de musket (reuze haakbus) werd vastgezet op een vork, die vastgeankerd was in de grond. Deze haakbussen waren de Middeleeuwse voorlopers van de moderne bommen.
Ook de ruiters maakten kennis met een nieuw wapen, nl. Het pistool.
De artillerie van Karel de Stoute bezat dan ook weer 102 kanonnen.
Op het hoofd droegen de soldaten een stormhoed, dit model was zeer goed afgelijnd zodat de nek en het voorhoofd goed beschermd werden.
In de feodale legers gingen de soldaten naar huis na het slagveld, hadden ze geen regelmatige training, wat gepaard ging met een verlies aan lenigheid.  De benden daarentegen waren verplicht zich te oefenen en mee te doen aan de manoeuvres om in conditie te blijven.  De beste legers van de 15de eeuw werden verslagen door meestal natuurlijke oorzaken:
-de wintercampagne was nefast voor de meeste legers.
-Poeder voor de kanonnen en de haakbussen werd nat in de karren door de regen en waren dan niet meer zo effectief en efficiënt te gebruiken.
-Pezen van de boogschutters ontspanden door de vochtigheid tijdens de regens.

De situatie te Luik

Maar Raes van Heers en Baré de Surlet gingen op tocht doorheen het Luikse land om de dorpen en steden tot opstand aan te zetten en zo gebeurde ook te Sint-Truiden. De stad werd verplicht mee te doen met Luik en zich te verzetten tegen Lodewijk van Bourbon, de Prins-bisschop die zij aanvaard hadden door hun overgave aan de Bourgondiërs.  Te Luik verscheurden de nieuwe bondgenoten de traktaten en de verschillende legers grepen naar de wapens.  Luik stond onder hoogspanning.  Er heerste een sfeer van ongeduld en onzekerheid. De beloofde hulp van Lodewijk XI bleef uit.  Deze zou zelfs niet nooit komen daar Lodewijk ingegaan was op de uitnodiging van Karel de Stoute. Deze vrede werd ondertekend te Conflans.  Ze werd gezien als de eerste stap naar het einde van de oorlog van de “Ligne du bien public”.  De koning voerde deze oorlog met de grootste leenmannen.  Hij gaf bij deze vrede toe dat hij de Luikenaren aanzette tegen de Bourgondische prins-bisschop en dat hij de hand had in de aanstelling van Marcus van Baden tot landvoogd.  Een gevolg van deze overeenkomst is dat de steden aan de Somme en de graafschappen Guines en Boulogne teruggaan naar Bourgondië en dat er gesproken werd van een eventueel huwelijk tussen de dochter van de koning en de graaf van Charolais.
Maar deze vrede zette de Luikenaren van hun vertrekpunt aangezien zij zich gesteund wisten door de Franse koning. Een steun die door deze vrede niet vervuld zal worden.
Tijdens de veldslag op de hoogte van Saint-Walburge, terwijl de hemel rood kleurde, kwam het droeve bericht van de val van 6 Brabantse dorpen die werden platgebrand.
Te Luik was men ondertussen koortsachtig voorbereidingen aan het treffen voor het uiteindelijke treffen. Op 23 oktober 1467 knielde het volk neer in de grote kathedraal met in het midden de oude graaf van Berloz.  Dit eerbiedwaardig en moedig heerschap droeg de witte wapenuitrusting en de standaarddrager. Hij had gezweerd dat hij het Heilig paard zou terugbrengen tenzij hij gedood of gevangen genomen zou worden. Tijdens de eredienst werd er steun gevraagd en daarna vertrok de stoet naar het slagveld. De oude graaf opent de stoet met naast zich 4 kanunniken met de kostbare standaard. Ook Raes van Heers, Baré de Surlet (legerleiders) gaan voorop, gevolgd door de ridders, het voetvolk en de lange rij wagens met munitie voedsel en tenten.
Onderweg werd het leger aangevuld met soldaten uit het maasland, legergroepen uit de kempen en een sterk leger uit Tongeren onder leiding van Jan de Wilde. Alleen de stad Loon had niemand gestuurd.  Tongeren daarentegen was niet te houden, zij wilden zo snel mogelijk een treffen met de Bourgondiërs.  Hierdoor werden de oorspronkelijke plannen in de war gestuurd. Het leger van Jan de Wilde wilde namelijk niet meer wachten en trok op langs Kortenbos en Zepperen en Ordingen naar Brustem, de vooropgestelde legerplaats.  De volgorde van de troepen was: Tongeren, Hasselt, Kempen, Maaslegermacht en de Luikenaren vormden de achterhoede.  De legerleiders waren Baré de Surlet, Raes van Heers, Baljuw van Lyon, Jan de Wilde en de ridders van Streel. Zij hielden eerst beraad over de standplaats want zij waren overtuigd dat het treffen voor het vallen van de avond zou plaatsvinden.
Dichtbij de huizen van Brustem zijn er 2 beken, de molenbeek en de Hoge beek.  In de dagen van deze strijd was er nog maar enkel de Hoge beek. Deze beek trok door een moerassige streek en was aan de kant van het dorp begrensd door een aarden wal.  In het moeras stelde de Luikenaren zich op. Zij voelden zich beschermd door de beek en door de aarden wal.
Ook Karel bereidde zijn troepen voor op het treffen. Hij verdeelde zijn machtig leger in 3 groepen. De voorwacht bestond uit 30 000 man die onder leiding stonden van Adolf van Cleef.  Het was allemaal voetvolk want die konden zich beter bewegen door het moeras. Zij plaatsten zich recht tegenover de Luikenaars dichtbij Brustem tussen het dorp en de tramhalte naar Distelbroek.  De 2 partijen werden enkel gescheiden door een moerassige streek, beek, heesters, weiland en boomgaarden. Het tweede deel van de Bourgondische legermacht bleef te Sint-Truiden want Karel vreesde van daar een aanval. Dit tweede deel stond onder leiding van graaf van Marle. Karel zelf stond opgesteld met het deel dat hij aanvoerde (Middenheir) op het veld tussen Brustem – Ordingen en Sint-Truiden.

28 oktober 1467: de bikkelharde strijd in de Brustemse velden.

De mannen van Jan de Wilde konden hun verlangen niet meer beheersen en vuurden het eerst.  Dit was het startschot voor de echte strijd. Er werd voortdurend heen en weer geschoten zonder dat er veel geraakt werd.  Het langdurige schieten leverde weinig slachtoffers op. Na 4 uur van gevechten vreesde Karel dat de nacht roet in het eten ging gooien en stuurde zijn mannen naar de Luikenaren toe. Deze bleven evenwel op hun plaatsen en schoten door daardoor er aan de kant van de Bourgondiërs veel doden te betreuren vielen. De beek kleurde rood van het bloed.  De Bourgondische soldaten hadden als wapens lansen, pieken en pijlen. Maar de vloed van Bourgondiërs blijft duren en zij slaagden er dan ook in de beek over te steken. Het gevecht wordt dan nog bloediger. Aan de 2 zijden werd er geschoten, gestoken en gehakt. De manschappen van Karel waren beter bewapend en leken de overhand te halen maar op een bepaald ogenblik zijn de pijlkokers van de Bourgondiërs leeg en deden de Luikenaars nog een laatste poging. Karel zag zijn leger wijken en stuurde een deel van het middelheir vooruit onder leiding van Philips van Crèvecoeur.  Op hetzelfde moment doet Sint-Truiden een uitval. Aan de poorten woedden er hevige gevechten en een ander gedeelte van het middelheir werd daarnaartoe gestuurd.
De aanstokers, Jan de Wilde en zijn mannen, vluchtten weg. Deze vleugel had dan ook de hardste klappen gekregen.
De Luikenaren streden moedig verder, enkel Raes van Heers vluchtte weg om zogezegd de achterhoede bij te halen maar hij reed naar zijn molen te Oreye en bracht daar de nacht door.  Dit was voorzeker een laffe daad van de grootspreker.  Leider Baré de Surlet sprong van zijn paard en probeerde de mannen die achteruit deinden aan te moedigen en vocht te midden van zijn soldaten. Maar deze daad van moed mocht niet baten want samen met 3 kanunniken stierf hij een heldhaftige dood. Deze 3 kanunniken waren de verdedigers van de standaard.  Ook Eustachius van Streel en zijn zoon steunden elkaar tot aan de dood.
Rond de Spikboomkapel was de laatste legertrots samengedreven voor een laatste verdediging en dan vluchtten ze samen naar Luik.
Aan het einde van de dag was het leger beroofd van zijn legerleiders en aan zijn lot overgelaten.  Het leger was bovendien volledig in de pan gehakt. Alle soldaten vluchtten en werden achternagezeten door de Bourgondiërs en zij verbrandden de dorpen die zij op hun weg tegenkwamen. Hetzelfde lot onderging Heers.
Karel vertelde later: “Ware het niet nacht geweest, er zouden er niet veel ontkomen zijn.” Hij mocht dan ook tevreden zijn:
– er waren ongeveer 4 000 à 5 000 tegenstanders gedood.
– Slechts een paar honderd van zijn eigen mannen vonden de dood.
– Luiks geschut en de talrijke standaarden waren in zijn bezit.
Op 6 november 1467 verlaat Karel de plaats van onheil in de richting van Tongeren.
Op 12 november 1467 kwamen 320 Luikenaren in hun hemdsmouwen vergiffenis vragen aan Karel en zij boden de sleutels van de stad aan.
Karel was een harde meester en veel Luikenaren verlieten dan ook deze stad liever dan een onterende vrede te aanvaarden, zo ook Jan de Wilde.
Op 25 augustus 1468 werd in brand gestoken.  Reeds 7 dagen stond het onder vuur van Karel en de beloofde hulp uit Luik en Haspengouw bleef uit.  Karel wilde de stad platbranden uit wraak als afschrikkend beeld voor de 13 Luikse steden. Filips de Goede kwam het spektakel zelfs waarnemen vanop een draagberrie half bij bewustzijn.
De inwoners van Dinant waren in opstand gekomen sinds het eerherstel van Louis de Bourbon en de aanstelling van Filips de Goede als landvoogd. De samenzweerders werden ‘les compagnons de la verte verte’ genoemd.
Na Dinant rukt Karel op tegen Sint-Truiden en Luik.  De gilden werden aangevoerd door Raes van Heers zijn de rivaal van Louis de Bourbon en zijn Marcus van Baden gunstig gezind.

Op 6 november 1468 wordt de stad luik in de as gelegd, terwijl hun voormalige bondgenoot Lodewijk XI verplicht werd de vernietiging te aanschouwen. Hij kon niets meer doen om de Luikenaren te helpen, hij moest zijn bondgenoten offeren.  Op 14 oktober 1467 had hij namelijk het verdrag van Péronne ondertekend waardoor zijn nederlaag tegen Karel de Stoute bezegeld werd. Tijdens de vernietiging van de stad werden ontelbare inwoners opgepakt en verdronken in de Maas. De opstand van Luik tegen Karel de Stoute was begonnen in september 1468 en werd aangespoord door Lodewijk XI die steun beloofde.  De uiteindelijke belegering van Luik duurde maar 4 dagen. De Luikenaars verzetten zich met de moed der wanhoop. Zij proberen eerst nog Prins-bisschop Lodewijk van Bourbon te overmeesteren en komen samen op Sainte Walburge maar zij worden maar zij worden voor de aanval zelf nog verrast en vermoord.

De heerschappij van Raes van Heers in Luik werd gekenmerkt door een aantal tegenslagen.  Al van bij het begin liep het soms mis. In 1463 werd hij 1 van de 2 burgemeesters van Luik.  In 1466 kreeg hij een zeer merkwaardige opdracht want hij moest een opstand van kinderen onderdrukken. In de maand juni van 1466 trokken jongens van 7 tot 12 jaar met banieren door de stad omdat zij hun ongenoegen wilden laten blijken in verband met de aanstelling van Lodewijk van Bourbon tot Prinsbisschop.  Zij vernielden vensters en deuren en zij mishandelden personen onderleg de overheid verzocht Raes op te treden maar dit optreden mislukte.
Maar ook nog andere tegenslagen troffen Raes tijdens zijn bewind te Luik, zo werd hij voortdurend geagiteerd door Lodewijk XI om in opstand te komen maar diens hulp bleef nogal eens uit.

Gevolgen van de slag van Brustem.

De Luikse stadsrechten werden gesymboliseerd door het stadsperron dat opgericht moest worden in de steden.
Voor Tongeren werden de Luikse stadsrechten bijvoorbeeld verleend door Loon. De eerste vermelding van het perron te Tongeren is in het jaar 1335.  Men spreekt van een ronde zuil met een verhoog van 4 trappen en halverwege een stenen band, bovenop stond een pijnappel en het perron was getopt met een metalen kruisje.
Het perron is het zinnebeeld van het gezag (Prins-bisschop en lokale overheid) en gegroeid uit een schandpaal.  Bij het perron werden verordeningen afgekondigd, vonnissen voorgelezen en bij gelegenheid werd er een schavot bij geplaatst. Op 1 november 1467 werd ten gevolge van de nederlaag van het land van Luik tegen Karel de Stoute het perron van Tongeren overgebracht naar Brugge.  In 1478, 1 jaar na de dood van Karel, gaf Maria van Bourgondië de toelating om het perron van Tongeren opnieuw over te brengen naar Tongeren vergezeld van de vrijheidscharters.  Het perron werd vervangen door een nieuw in 1571 en 1753.  In 1866 moest het perron van Tongeren plaats maken voor het standbeeld van Ambiorix.
In andere steden in onze streek verging het de perrons hetzelfde.  Te Sint-Truiden werd het opgericht in 1362 en vervaardigd uit steen.  In 1598 werd dit perron vervangen door een ijzeren en in 1930 werd het verplaatst, vanaf toen staat het perron voor de belforttoren.
Nadat Loon werd geannexeerd door Luik kregen ook de Loonse steden de toelating om een perron te plaatsen.  Zo mocht Maaseik in 1397 een perron plaatsen. In de 19de eeuw werd te Stokkem een gietijzeren perron geplaatst op een waterpomp. Het perron van Hasselt deed ook dienst als schandpaal, bv. na de terechtstelling van Henry Duby uit Kuringen in 1505 waarbij de beul 1/40 van het lijk moest meenemen naar Hasselt om het uit te stallen op het perron. In 1734 werd het perron van Hasselt opgesmukt: de 4 wapenschilden, geweien van de herten en de kruisen werden herschilderd.

Vervolg…

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *