Medaille Sainte Hélène

 Medaille St Hélène

Om de 405.000 toenmalige nog in leven zijnde oud-strijders die onder Napoleon I deelnamen aan de verschillende veldtochten in de periode 1792-1815, te belonen, stichtte Napoleon III in 1857 de medaille van Sainte Hélène. Vijf oud-strijders uit Horpmaal mochten deze decoratie in ontvangst nemen. Het waren:
 Coemans Jan (1779-1858)
Vandermeer Philippe (1789-1881)
Petitjean Jacques (1794-1859)
Pluymers Paul (1791-1867)
Laquay Willem (16.12.1791-19.1.1882)
De medaille van deze laatste wordt nog steeds bewaard bij de familie Mathei-Robijns in de Haspengouwlaan. Merkwaardig is dat in deze 21ste eeuw nog steeds de verhalen over deze Willem, met de latere bijnaam “bij Willekes”, worden naverteld.

Medaille Napoleon


Willem, gedurende zeven jaar ingelijfd bij het paardenvolk en jarenlang strijder aan het Russische front, keerde na de val van Napoleon huiswaarts. In Sint-Truiden kwam hij een kennis tegen en vroeg hem zijn aankomst vooraf te willen gaan melden bij zijn ouders. Aan de koude Russische oorlog had hij bevroren benen overgehouden, maar had die nog op tijd kunnen verzorgen met gedroogde hanenpoten. Volgens Willen was deze remedie de beste geneeskrachtige zalf tegen winterellende aan de ledematen. De moeder van Willem, die wegens reuma slecht te been was en dikwijls bedlegerig, kwam terstond uit haar bed bij het horen van het goede nieuws, kleedde zich aan en ging te voet met haar echtgenoot, familieleden en vrienden langs Heers richting Sint-Truiden. Te velde ontmoetten ze enkele mensen waaronder zoon Willem, die zijn moeder herkende en omhelsde. Zij echter had haar eigen zoon niet onmiddellijk herkend en dacht dat het een vreemde was.
Klein van gestalte wist Willem ’s avonds in het bijzijn van de buren iedereen te boeien door het vertellen van zijn strafste verhalen aan het front. Dat hij geen gevaar schuwde en gehard was door de koude en het avontuur, bleek achteraf nog waar te zijn. Zo ondernam hij tijdens verscheidene nachten strooptochten in zijn eentje, tot de veldwachter van Oreye hem op zekere dag in een bosje op de grens met Oreye in het vizier kreeg en hem in een hinderlaag probeerde te lokken. Willem zette het op een lopen, maakte een ommetje en naderde de veldwachter langs achter. De veldwachter voelde het gevaar in de rug, draaide zich om, zag de donkere schaduw van een mens en wilde zijn geweer richten. Maar Willem die ook van een wapen voorzien was, aarzelde geen ogenblik en schoot. Daarop liep Willem onmiddellijk naar huis, zonder dat iemand iets gemerkt of gehoord had. De volgende dag ging de vrouw van Willem naar Oreye op proviand te halen. In de winkel vertelde de dienster dat hunne veldwachter tijdens de nacht in de hand geschoten werd, waarschijnlijk door iemand van Horpmaal, maar zekerheid had men niet. De oortjes van Willems vrouw sloegen onmiddellijk aan. Omdat zij hare vent kende en vermoedde dat hij bij de zaak zou kunnen betrokken zijn, vroeg zij bij haar thuiskomst onmiddellijk uitleg aan Willem. Maar die gebaarde van kromme aas en beweerde van niets te weten. Tot na de dood van de veldwachter heeft Willen zijn geheim kunnen bewaren.


Michel Mathei 03 december 2005

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *