De schutterij met geweer St Martinus

De schutterij met geweer

Broederschap van den Heiligen Martinus (1839-1846)

Naast de bestaande Schutterij van “den eedelen handboog” die reeds bestond vanaf 1507. (zie het artikel over het Broederschap van Sint-Sebastiaan), vormde zich in 1839 deze schutterij, onder de impulsen van de zonen van de graaf. Dit broederschap bestond enkel uit jonge mannen die niet getrouwd waren. Ze hanteerden ook een geweer in plaats van een handboog. Het was geen privé-militie van de graven. Op geregelde tijden verschenen ze in uniform om te defileren bij plechtigheden of bijzondere gelegenheden in het dorp. Het verslag dat wij hier publiceren handelt over de periode van 1839 tot 1846 omdat dit is opgetekend door de toenmalige pastoor in het parochieregister, maar wellicht hebben ze ook daarna nog een tijd verder blijven bestaan. Tot wanneer, moeten wij verder nog uitzoeken. Ze werden vooral gesponsord door de graaf die hun een uniform en een wapen schonk. Maar het ging er ook streng aan toe. en opgelegde boetes moesten zorgen voor tucht. Dat er veel gefeest werd kunnen we afleiden uit de vele tonnen (aam) bier die er dienden betaald en uitgedronken te worden.
Lees maar eens aandachtig hun statuten.

Onder de bescherming van onzen Heer Jezus, de heilige Maagd Maria en onze patroon de heiligen Martinus, hebben wij jongmans der gemeente Marlinne een broederschap onder den naam van SCHUTTERIJ ingesteld, en om allen twist en tweedragt te schouwen, zweren wij deze navolgende artikelen stiptelijk te onderhouden, waarom wij dezelve eigenhandig onderteekend hebben.
Al degene die onze tegenwoordige punten of kaart zullen zien, lezen, of hooren lezen :
ZALIGHEID IN DEN HEERE !

Art. 1- Wij ondergetekende schutters van het broederschap van den heiligen Martinus, erkennen voor onzen oversten den W.E.D.L. hooggeboren Heer Graaf Franciscus-Henricus-Michel-Walram de Borchfrave d’Altena, en beloven hem gehoorzaamheid in alle gelegenheden waarin men zich zou kunnen bevinden, en onder de wapens te treden op zijn eerste verzoek.

Art. 2- Op den feestdag van hunne Oversten, zullen de schutters moeten onder de wapens en in grooten tenue zijn op straf van 25 centiemen.

Art. 3- Alle schutters zullen verplicht zijn op H. Sacramentsdag en St-Anna de mis en processie bij te wonen en ten offer te gaan met 2 centiemen. Degenen die er niet zullen aan voldoen of te laat komen vevallen in eene boete van 10 centiemen.

Art. 4- Op den feestdag van den heiligen Martinus, hunnen patroon, zullen de schutters gehouden zijn eene mis te doen zingen welke zal betaald worden uit hunne kas. Nogthans zullen alle broeders ten offer gaan met 2 centiemen het minst en op welken dag het hun verboden is te werken op straf van 50 centiemen.

Art. 5- Als een broeder komt te sterven zullen de anderen verplicht zijn :
             1° hem ten grave te vergezellen in grooten tenue.
             2° hij zal gedragen worden door 4 tot 6 broeders.
             3° is het een grenadier, zal een peloton grenadiers eene lossing maken op zijn graf.,
                   is het een voltigeur, zoo zal het gedaan worden door een peloton voltigeurs.
             4° zullen voor den afgestorvenen eene mis doen zingen, welke zal betaald worden uit
                 den kas en ieder zal ten offer gaan met twee centiemen.

Art. 6- Als een der officieren of onderofficieren komt te sterven, te trouwen of de Kamer wilde verlaten, zal er aanstonds overgegaan worden tot het kiezen van eenen anderen officier of onderofficier.

Art. 7- Zoo een van de broeders trouwde, kan hij de Kamer niet meer bijwonen en zijne uniform moet hij aan den kapitein inleveren, nogthans blijft hij broeder, mits de 4 centiemen wekelijks te betalen en eene mis zal gezongen worden volgens nr.4 van den art.5 , voor zijne ziel.

Art. 8- Al degeene die zullen vloeken of zweren of den naam God op een onbehoorlijke manier gebruiken vervallen in een boete van elke reis 5 centiemen.
Art. 9- Degeene die zullen bevonden worden zat te zijn of schandaal te geven wanneer of waar het ook zij, zullen de eerste maal betalen 50 centiemen, de tweede maal 1 frank en de derde maal zal hij voor vier zijner broeders met eenen caporaal van zijn peloton voor den Oversten gebracht worden, waar men hem zijn wapensen kleederen zal afnemen en van het broederschap jagen.

Art. 10- Degeene die zouden gevonden worden te rooken of samen te spreeken gedurende de exercitie, zullen betalen 10 centiemen.

Art. 11- Degeene die zouden vechten, kijven, of twist zoeken, zullen de eerste maal betalen 50 centiemen, de tweede maal 1 frank en de derde maal gestraft worden volgens art.9

Art. 12- Die niet zullen gehoorzamen aan hunne officieren of onderofficieren of iets tegenzeggen zullen de eerste maal 20 centiemen, de tweede maal 40 centiemen en de derde maal gestraft worden volgens art.9

Art. 13- Die zullen missen op den appèl, zonder wettige reden, welke zij seffens aan den commandant moeten aangeven, zullen den eerste keer betalen 10 centiemen, den tweede keer 20 centiemen en den derde maal gestraft worden volgens art.9

Art. 14- Zij zullen verplicht zijn hunne geweren, nadat zij dezelve gebruikt hebben, op eene daartoe gestelde plaats te brengen, op straf van 10 cent.

Art. 15- Degeene die aan hunne geweer of kleederen iets zullen aan stukken doen, moeten dezelve op hunne last doen hermaken.

Art. 16- Die hun geweer of hunne kleederen buiten de dienst zullen gebruiken, vervallen in eene boete van 1 frank.

Art. 17- De schutters zullen eenen secretaris kiezen, hetzij van het broederschap of niet, die hunne kaart of rekening zal in orde brengen of houden.

Art. 18- Die in eenige boet zal vervallen, zal door de secretaris met naam en daad aangeteekend worden.

Art. 19- Den eersten zondag van iedere maand zullen de schutters te samen komen, waar zij in handen van de secretaris zullen storten 4 centiemen per week, dienende tot onderhoud van het broederschap op straf van 10 centiemen.

Art. 20- Zoo naderhand eenig jongman van Marlinne verlangde in ons broederschap te komen, zal hij betalen 1 frank 50 centiemen en de uniform zal hem door het broederschap geleverd worden.

Art. 21- Zoo een der broeders de Kamer wilde verlate, zal hij betalen de som van 5 frank en zijne en zijne uniform moet hij aan den Kapitein in goeden staat wedergeven.

Art. 22- De luitenant en alle onderofficieren zijn verplicht een waakzaam oog te houden op alle overtredingen van deze bepaalde punten, en dadelijk ze aan den Kapitein over te brengen. De officieren en onderofficieren die men kan bewijzen ervan kennis te hebben en niet zullen aanbrengen vervallen in eene boete van 25 centiemen.

Art. 23- Alle voorziene en onvoorziene punten zullen door den kapitein aan den overste overgebracht worden die alléen de magt heeft te straffen of te vergeven.


Aldus gedaan en geteekend door ons broeders te Marlinne den 25 juni 1839.

Volgen de eigenhandige teekeningen.

Vanroy jean, Drisque Jean, Schalenborghs Henri, Wauters Christiaan, Aerts Herman, Bellis Christiaan, Velkeneers Nicolas, Pirlotte Pierre, Missotten Jean, Broeckmans Peter, Brouckmans Lambert, D’Awans Joseph, Dupont Jacobus, Budo Nicolas, Francis Joannes, Gens Jan, Herckens Joannes, Mignolet Martin (den 2de), Pirlotte Jean, Vrancken Jan, Vrancken Christiaan, Vrancken Karel, Vandevelde Joannes, Vandecan Jacobus, Velkeners Herman, Wauters Gilis, Wauters Lambert, Budo Gilis, Martens Herman, Missotten Herman, Martinus Désiron, Mignolet Jean, Mignolet Martinus, Zuidermans Gillis, Houbrechts Henri, Herckens Jan, Brouckmans Pierre, Bellis Martinus, Aerts Jean, Aerts Lambert, Pirlotte Nicolas, Odeurs en Delief.

 

Procés-verbal d’érection de la confrerie.

Pour et au nom de mon fils ainé Francois, Henri, Michel, Walram, Comte de Borchgrave d’Altena, fondateur de la confrèrie des arquebusiers de Marlinne . sous invocation et protection de St-Martin patron de l’antique fief de Pepingen, Moi soussigné, Guillaume, Georges,Francois, comte de Borchgrave d’Altena au nom comme dit est de mon fils mineur surnommé, j’ai approuvé et approuve les statuts arrêtés et signé par les Membres de la dite confrérie d’arquebusiers de St-Martin et promets sur ma foi de noblesse de la protéger et de lui porter aide et assistance.
Ainsi que Dieu me soit en aide (G.G.F.   Comte de Borchgrave d’Altena)
                                                                                                                
                   Fait au Château de Bovelingen le vingt six juin , mil huit cent trente-neuf.

 

Bijzonderheden rakende het broederschap. 

De confrerie van St-Martinus is ingesteld geweest  op den 25 juni 1839, ten getalle van 57 man, hebbende aan het hoofd den hooggeboren Heer Francois-Henri-Michel-Walram de Borchgrave d’Altena, als colonel.

Hun tenue bestaat in groene vest, witte pantalon, pluim aan den hoed en geweer, welke hun vereerd is door den graaf Guillaume, Georges, Francois de Borchgrave d’Altena
De heren Generaal en Colonel geven wekelijks ieder een halve frank tot profijt van het broederschap en den vader G.G. Francois  de Borchgrave heeft op  den 12 januari 1840 betaald 54 franken aan de Kamer.

Op den 8 july 1839 heeft de confrerie in groten tenue met het muziek en al de inwoners van Marlinne en Ruckelingen  den Hoogwaerden Bisschop van Luik, Cornelis Van Bommel ingehaald tot Marsenille en hem gebracht op het kasteel van Bovelingen.

In 1839 heeft de confrerie een bouquet vereerd aan hunnen Generaal op zijne feest, wanneer zij ontvangen hebben eene aam bier en men had twee vat tarwe gebakken.

Op St-Martinus van hetzelfde jaar hebben zij nog eene aam bier ontvangen.
In 1840 heeft de confrerie eene bouquet vereerd aan hunnen colonel op zijn feest
In hetzelfde jaar heeft de confrerie een koffer kolen uitgedeeld aan de armen van Marlinne.
In hetzelfde jaar zijn getrouwd en van de Kamer gegaan Bellis Martin en Missotten Jan.
In 1840 is het geweer van Pieter Pirlotte verbrand.

In 1841 heeft de heer graaf zes prijzen aan de confrerie gegeven om te schieten op de staak met den handboog.
In 1841 heeft den confrerie een bord doen maken, waar hunne namen opstaan en in de kerk hangt.
In 1841 betaald Mijnheer de Graaf aan onze Kamer 55 frs solde voor onzen Generaal en onzen Colonel.
In 1842 betaald Mijnheer de Graaf 52 frs solde voor onzen Generaal en onzen Colonel.
In hetzelfde jaar betaald de h. Graaf eene aam bier op zijnen feestdag : 4 october 1842.

In het jaar 1843, den 13 juny is Mijnheer de Graaf Senator gevoost. Wij hebben ontvangen eene aam bier den 18 juny en hebben gedronken op zijne gezondheid.

Op heden 2 july 1843, naardat wij de kaart van het broederschap hebben hooren lezen hebben wij dezelve eigenhandig geteekend en zullen en zullen gehoorzamen aan de kaart der 23 artikelen
Geteekend :
Jan Nicolas Vanherck, Jan Janssens, Gilis Abraham, Henri Désiron, Peter Brouckmans, Wilhelmus Michiels, D. DELIEF, Sebastiaan Vrancken, Cornelius Odeurs, Henri Drisque, Jan Coenen, Jan Dejace,Francois Florquin, Nicolas Boeks en Leonard Onckelinx.

In hetzelfde jaar heeft ons broederschap ontvangen van Mijnheer de Graaf 10 pluimen om aan den hoed te steken.

Op heden 8 oktober 1843 heeft de Kamer ontvangen van den hoogeedelen Heer Graaf de Borchgrave eene ton bier en 5 tinne prijzen om te schieten op den staak met den edelen handboog. Wauters Gilis heeft den eersten prijs gewonnen. Daarna zijn wij overgegaan tot loten om te zien aan wien den overblijf toekomt maar alle prijzen maken in het getal evenveel uit zoodan hebben wij zeven prijzen : den eersten FORQUIN, 2) COENEN, 3) DRIESQUE, 4) DESIRON, 5) MIGNOLET, 6) BELLIS, 7) VRANCKEN.
Op heden, den 11 november 1843 heeft de Kamer van St-Martinus ontvangen van de heer Graaf eene aam bier.
In 1844, den eerste januari betaald de heer Graaf eene som van 52 franken. Dit geld moet dienen tot onderhoud van onze confrerie St-Martinus krijgsmannen gewapend en sterk in compagnie van 60 mannen onder de orde van onze edele Heer Graaf de Borchgrave.

Den 1 januari 1844, orde van onze Overheid en toegestemd door onze officieren van nooit eenen dief op onze boek te laten staan, maar aanstonds hem uit te doen en hem in te schrijven als eenen eerloozen schelm.
Den 1ste januari 1844 wordt uitgedaan Andries Jansens en als en eerlozen schelm weggejaagd om nooit meer terug te nemen.
De 3de maart 1844 hebben wij kwijtslag gedaan aan Joannes Budo, de som van 82 centiemen, dezelven Joannes betaald achterstallen 2frs50cent.
Den 7ste april 1844 betalen wij eenen halve liter 28 centiemen.
Den 7ste april is segeant Velkeners achtergebleven 36 centiemen.
Den 5de mey 1844 is Pieter Brouckmans vrijgesproken voor eene som van 16 centiemen (ziek)

Op heden 11 november 1844 heeft ons broederschap eene lotterij toegestaan en om u des te beter te laten zien wie prijs gehad heeft : 1) Odeurs Cornelis, 2) Degais Pieter, 3) Wauters Christiaan, 4) Bellis Carolus, 5) Brouckmans Pieter, 6) Wauters Lambert, 7) Vandevelde Joannes, 8) Brouckmans Pieter de oudere, 9) Haubrechts Jan, 10) Herckens Jan, 11) Bellis Christiaan, 13) Francis Joannes.

         J VANROY                            VANDECAN Jacques              VRANCKEN Charles
             Capitein                                        Forier                                     Cassier

Op heden 19 april 1845 is overleden onzen hoogeedelen Heer Graaf de Borchgrave, opperhoofd van ons broederschap St-Martinus ; Wij bidden tot lafenis van zijne ziel.
God geeft als dat zijne ziel bij den Heere God voor eeuwig mogt rusten.

Den zeventiende december 1845 is overleden Jan Vanroy, kapitein van dit broederschap, in de leeftijd van 37 jaar en de lijkdienst door ons broeders is gezongen geworden met drie priesters, en op denzelven dag zijn wij broeders bijeen verzameld in het confrerie-huis, alwaar wij den rozenkrans hebben gelezen voor zijne ziel, dat zij voor eeuwig in het hemelrijk mag triomferen.

Den 24 july 1846 is overleden Pieter Brouckmans in den ouderdom van 21 jaren en heeft eenen lijkdienst gehad door ons gebroeders den 3de augustus.

In het jaar 1846 hebben wij jongmans van ons broederschap, den 16 november, drie prijzen geschoten op den staak. Den eerste Wilhelmus Onckelinx, 2) Emmanuel Lemmens, windmolder geboren te Tessenderloo, 3) Jan Vanoost.

Den 17de november hebben wij jongmans van het broederschap van St-Martinus eenen toom laten afloopen met 41 man te paard, grande tenue, daar met duizende menschen tegenwoordig waren van de omliggende dorpen, en het paard van Francois Jadoul, pachter van de kasteelhoeve, heeft de toom gehad voor prijs van dapper te loopen
                                     (Geteekend)  Jan DRIESQUE
                                       Capitein van het broederschap
                                       Mechelen 26 november 1846


Jos Schoefs

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *