WO I in de Sint-Lambertusparochie
Aan de hand van een vragenlijst werden de pastoors , door het bisdom verzocht, om een verslag te schrijven over hetgeen tijdens de Eerste Wereldoorlog in hun parochie was voorgevallen. ( Deze vragenlijst kan bekeken worden door op de link te klikken.) Sommige pastoors hielden zich nauwgezet aan de nummering terwijl anderen er een vloeiende tekst van maakten.
Hierna werd dit verslag letterlijk weergegeven, vandaar ook het gebruik van de oude spelling.
Geschiedenis der gemeente Opheers gedurende den grooten oorlog.
[Nota Bene. Ik schrijf de geschiedenis van de gemeente Opheers, niet van de parochie. In deze is dus geen sprake van Middelheers, tenzij voor de geboorten en de sterfgevallen,]
1.De gemeente Opheers is gelegen in het kanton Loon, arrondissement Tongeren, provincie Limburg, dekenij Gingelom, in de nabijheid van den rijkssteenweg Luik-Brussel.
2.Bij den inval, had de burgelijke overheid aanstonds maatregelen genomen om de orde te handhaven en de vijandelijke troepen geene aanleiding te geven tot wandaden en wraakneming. Daarom had ze bevel gegeven aan de bevolking hunne vuurwapens in te leveren op het gemeentehuis en ze aangezet om kalm te blijven, en zich te onthouden van alle vijandelijke handelingen. De belgische legers hebben zich niet vertoond in de gemeente. Deze volgden natuurlijk den rijkssteenweg om alzoo beter den vijand te kunnen ontdekken.
De eerste vijandelijke soldaten hebben eenige schade toegebracht aan de veldvruchten, maar deze was van klein belang.
3.De eerste oproep der soldaten gebeurde ’s nachts. Allen sprongen uit hun bed op, maakten eenige voorbereidsels en vertrokken ’s morgens blijgemoed, met de zoete hoop in ’t kort binnen 6 of 7 weken in hunne familie terug te zijn. Lambertus Budenaers en Jaak Colemont gaven zich aan als vrijwilligers.
4.Gedurende de eerste maanden van den oorlog werden de goddelijke diensten zeer goed bijgewoond. Vele personen, bijzonder degene die een familielid onder de wapens hadden, naderden dikwijls, eenige zelfs dagelijks (40 tot 50) tot de H. Tafel, edoch van den eersten schrik teruggekomen verslapte die goede gewoonte bij velen van hen.
5.De eerste duitsche soldaten, rond de 50 zijn ingekomen in het dorp langs het Himpedelveld. 10 dagen verbleven zij in de bosch en in ’t veld.
Den 8ste Augustus zijn hier 6 of 7 cyclisten van de carabiniers doorgetrokken en begaven zich in de richting van Heers.
6.De uhlanen hebben in volle veld het paard opgeeischt van Jan Jehael, toen deze daar bezig was met kar klaver gereed te maken.
7.Den dag van den val van de vesting van Loncin (16) zijn de duitsche troepen een ganschen dag doorgetrokken langs den Heersweg (niet door het dorp) en hebben eenige uren rust genomen langs de kapel op het land van Goossard en Jehael, gelegen links van den weg die naar Bas Heers leidt. Weldra was de gemeente vol soldaten, die van huis tot huis gingen om eten te vragen of te koopen. De bevolking, uit schrik voldeed aan hun verlangen. Reeds hadden de duitschen soldaten twee runders van Jan Jehael genomen die zich bevonden in zijne weide gelegen langs den rechterkant van dien weg naar Basheers. Reeds waren zij achter de wagens gebonden, toen de eigenaar verwittigd ze kwam terugeischen. Op zijn aandringen werden zij hem eindelijk teruggegeven.
b)Onze kerk is geen enkele maal gebruikt geweest door den aalmoezenierendienst. Wel heeft eene kleine overste het portaal willen gebruiken, bij hunnen terugtocht, tot kantine. Ik vroeg hem eene andere plaats te zoeken en daar hij, volgens hetgeen hij beweerde, er geene vond, wilde hij toch maar, kost wat kost, van Godes Huis eene herberg maken. Om zulks te vermijden bood ik hem eindelijk mijne achterkeuken aan, voorbehouden nochtans door het plaatselijk comiteit tot het verkoop zijner waren. Deze heer was nog niet tevreden en wilde maar zijn goddeloos plan uitvoeren, toen andere soldaten van de kantine er ook tegen begonnen te protesteeren en te zeggen dat de kerk toch een godsdienstig huis was, en eenvoudig hunne fleschen en likeuren begonnen uit te pakken, maar het heerke trok maar een zuur gezicht.
c)De eeredienst buiten en binnen de kerk, behalve de Sakramentsprocessie is vrij gebleven. Over het lezen der bisschoppelijke brieven en over de sermoenen hebben zij ons nooit eenige opmerking gemaakt.
Het bijwonen der goddelijke diensten en het naderen tot de H.H. Sacramenten had in het begin aanmerkelijk toegenomen, maar naarmate de angst voor de pruisen afnam, verminde ook weer die eerste ijver.
De plechtige communie der kinderen bleef onveranderd en geen enkel kind bleef achter.
Volgens voorschrift werd elken eersten maandag der maand een plechtige lijkdienst gezongen voor de slachtoffers van den oorlog. Maanden lang werd deze dienst door eene massa volk bijgewoond, maar helaas, deze toeloop verminderde weldra, en wel in zoo verre mate dat eindelijk deze dienst onopgemerkt voorbijging.
De openbare zedelijkheid gedurende de bezettingsjaren bleef tamelijk goed. Wel waren er eenige jonge dochters nogal verliefd op zekere duitsche soldaten, en hebben dan ook eene traan gestord bij hun vertrek. Nochtans hun verblijf in de parochie heeft geen enkele onwettige geboorte veroorzaakt.
g) Zoo gauw het droevig nieuws zich verspreid had in de gemeente, dat de werklieden zouden ontvoerd worden, schaften allen zich kleeren en schoenen aan, en besteden hun laatste spaargeld eraan.
‘S Morgens vroeg kon men 80 man met pak en zak op den rug, de tranen in de oogen zien vertrekken naar Heers, om aldaar den tram te nemen naar Tongeren. Op de straat hoorde men niets dan ’t geween en gesnik der vrouwen en het geschrei der kinderen. Om 81/2 kwamen onze mannen te Tongeren aan en na 2 1/2 uren in den sneeuw gewacht te hebben, waren zij eindelijk toegelaten bij de duitsche overheid. Daar ze allen voorzien waren van goede getuigschriften hun afgeleverd door hunne betrekkelijke meesters mochten ze allen terug naar huis komen. Ook was de vreugde algemeen als ze ’s avonds terug in Opheers aankwamen.
h) De armoede was nog al groot in de gemeente. Dikwijls waren de arme menschen verplicht zich tevreden te stellen met drooge brood. De aardappelen waren zeldzaam en werden vervangen door rutabaga. Men zag er velen de weidens afloopen op zoek naar eene handvol suikerij. De beeten werden gebruikt om er koffie van te branden en waffels te maken.
Dikwijls waren de behoeftige menschen verplicht van kleeren te maken van zakken. Nochtans moet ik er bijvoegen dat sedert mijne komst in de parochie (september 1917) de armoede niet meer zoo groot was. In plaats van de daghuur te verhoogen gaven de boeren aan hunne knechten en werklieden een zak of twee graan en twee ween aardappelen. De andere menschen gingen de boeren aan het dorschmachien helpen en kregen dan van den eenen 5 kg. van den anderen 10, 15 of 25 kg graan volgens de uitgestrekheid van het bedrijf, zoodat de hongersnood dan toch maar betrekkelijk klein was. Des te meer dat ook vele kleine menschen met hetgeen ze kregen aan eenen zeer voordeeligen prijs en hetgeen ze gingen oogsten op het veld ook zwijnen konden vetten, en wilden zij ze verkoopen, dan maakten ze daarvan een goed sommeke.
i) Zekere personen werden gestraft voor ’t malen zonder geleibrief, voor ’t verkeer op straat zonder eenzelvigheidskaart, voor het te laat blijven in de herbergen. Anderen hadden met het krijgsgerecht af te rekenen voor het afkoopen aan de duitsche soldaten van kleedingsstukken van allen aard. Alzoo werd Maria Lenaerts, vrouw van Gerard Follon gestraft tot 3 maanden gevangenis omdat hare kinderen Augustinus en Antonius schoenen gekocht hadden. De moeder had zich laten straffen in de plaats van hare zonen vreezende dat deze naar Duitschland zouden gestuurd worden. Na eenige dagen gezeten te hebben te Tongeren, werd zij naar Reekheim overgebracht. Ondertusschen werd er gewerkt om ze vrij te kregen. Na twee maanden loopens werd haar de vrijheid teruggeschonken; maar eenige dagen later kwam de rekening. 75 M. en ze hadden haar reeds 220 kg graan ontnomen.
Catharina Robert, vrouw van Louis Adam, werd voor dergelijk feit tot eene maand gevangenis gestraft.
Mevrouw Grutman, geboren Maria Stasse werd veroordeeld tot 2 maanden gevangenis, omdat zij geld verschoten had aan eenen knecht om schoenen te koopen aan een duitschen soldaat. Na veel loopens en ook veel kommer en verdriet kwam de goede tijding dat hare straf haar kwijtgescholden was mits betaling van 1000 M.
De boeren van de gemeente Opheers wisten ook hoeveel haver ze moesten leveren. Maar weinig werd geleverd. De haver had dat jaar veel geleden in den zomer van eenen hagelslag, zoodat zij in het algemeen zich in de onmogelijkheid bevonden om de vereischte hoeveelheid haveren in te leveren. (Eenigen hadden de hunne versmokkeld aan zeer voordeelige prijzen, de straffen van den vijand niet weegende). Zij werden gestraft voor de som van fr 38.220,- maar gelukkig de wapenstilstand is gekoomen en van boete te betalen is er geen spraak meer geweest. Schade door de duitscher aangericht tijdens den oorlog (volgens de gegevens van den Secretaris der gemeente).
I)Bij hun doortrekken in Augustus 1914, hebben de duitsche troepen opgeeischt l paard, 2 ossen, l kalf, 750 kg haver, 20 kg spek, 12 kg hesp, 12 kg vet, 52 eieren, l vette koei, 10 ledige zakken, 4 kg boter, 20 flesschen roodwijn, l marmit, 40,00 in geldwaarden, eenen gezamenlijke waarde van 3.236,50 fr waarvan ons de belanghebbende door de duitsche opnemingskommissie een anerkentenisschein wierd afgeleverd.
II)Gedurende den oorlog, hebben zij opgeeischt 39 paarden mits betaling eener gezamenlijke som van 48.405 fr terwijl de landbouwers de geleverde paarden schatten op de gezamenlijke som van 191.000 fr.
b)17 koeibeesten mits den prijs van 19.449,00 fr schattingsprijs 40.282,00 fr.
c)2 varkens geschat op 1.400,00 fr.
d)189 hennen geschat op 3.780 fr 00
e)3.150 kg haver tegen een erkentenisschein van 807,19
f)664 kg ronden draad
g)470 kg pikdraad
h) 3 karabijnen en 3 geweren geschat op 510,00 fr.
i) Er wierden voor 6.261,80 marcs boeten uitgesproken en betaald.
De jongens onzer gemeente zijn onder de wapens geroepen geworden, en twee andere hebben dienst genomen als vrijwilligers, namelijk Lambertus Budenaers en Jaak Colemont. Geen enkel soldaat is in den oorlog gesneuveld, verminkt of eene natuurlijke dood gestorven. Ik heb nergens hooren vertellen dat zij heldendaden verricht hebben, maar wel dat allen goed hunne plicht gedaan hebben, zoo dat ook velen van hen gedekoreerd geworden zijn met de koord. Petrus Demortier zelfs met oorlogskruis.
Jozef Follon is krijgsgevangenis geweest in Holland; Maximilien Knapen en Wilhem Swennen in Duitschland.
voor de parochie (Opheers en Middelheers)
Geboorten Sterfgevallen
Jaar | Geboorten | Sterfgevallen |
1913 | 6 | 8 |
1914 | 16 | 9 |
1915 | 15 | 6 |
1916 | 12 | 13 |
1917 | 6 | 12 |
1918 | 10 | 12 |
Geen enkele huiszoeking heeft plaats gehad in de kerk. Reeds had ik mijn protest klaar ingeval men onze klokken zou komen opeischen, toen de blijde tijd kwam dat zulks niet zoude geschieden. Nochtans op zekeren dag, lang daarna, zijn de duitsche soldaten de klokken komen opnemen. Er was geen spraak meer van klokken op te eischen, toen op zekeren keer 2 soldaten bij mij aankwamen en vroegen om de kerk te zien. Zulks baarde bij mij geene verwondering aangezien het dorp sedert maanden vol soldaten was en eenige ervan nog al naar de kerk kwamen. Belet zijnde, kon ik ze niet vergezellen naar de kerk en gaf hun er de sleutels van, maar ze maakte er gebruik van om in den toren te kruipen. Ondertusschen had men mij verwittigd over er fitsen aan de kerkdeur stonden. Wantrouwig, liep ik naar de kerk, maar kwam jammerlijk te laat. Hun werk was voltrokken.
13.Vaderlandsche betoogingen hebben hier geen plaats gehad. Gelijk ik zoo even het doen opmerken heb, het dorp was vol duitsche soldaten en den dag dat de wapenstilstand aangekondigd wierd, zijn hier geene dagbladen verkocht, zoodat wij niet juist wisten wat er gebeurd was. De duitsche soldaten hadden ons wel verteld dat de wapenstilstand geteekend was, maar wij hechten niet veel geloof aan hunne woorden. Is het dan te verwonderen dat er in onze gemeente geene vaderlandsche betoogingen plaats gegrepen hebben en dat onze boeren dien dag gewerkt hebben gelijk op andere dagen.
14.Kwam nu de dag der ontruiming. Alles is nog al kalm afgeloopen. Nochtans ’s avonds reeds waren de soldaten hier aan het stelen geraakt. Bij den veldwachter hadden zij rond 9 ure ’s avonds reeds een varken gestolen en bij mij op de pastorij gebracht en natuurlijk opgeeten. (Er waren zoo ’n 30 man ingekwartierd in de pastorij) want na hun vertrek hebben wij niets meer gevonden dan lappenvel. Op de pastorij ook hadden zij getracht in het voedingscomiteit te breken, maar zij werden verjaagd. Nu ze waren toch gedeeltelijk te verontschuldigen want ze hadden toch zoo ‘nen honger, dat weten wij die bijna een jaar lang bij hen gewoond hebben; en dat is ook de rede waarom ze zoovele aardappelen gestolen hebben gedurende hunne inkwartiering in het dorp.
De intrede der belgische en fransche soldaten is bijna hier onopgemerkt voorbijgegaan.
Den 8 december is de parochie hier onder eenen grooten toeloop van volk plechtig toegewijd aan het H Hart, toewijding die reeds vroeger plaats gegrepen had in bijna al de families.
Aan het oprichten van een gedenkteeken heeft men hier niet gedacht. Maar onder den oorlog reeds had in eene goede som rond gehaald in de parochie om een nieuw altaar op te richten, om God te bedanken omdat Hij de parochie zoo goed van alle onheil bewaard had en opdat Hij zulks zoude blijven doen. Wat Hij dan ook op bijzondere wijze gedaan heeft gelijk ik het hooger schreef. Ter oorzake van de duurte der materialen is deze nog niet gemaakt.
Opheers, den 5. juni 1919.
R. Simons, pastoor. Echt verklaard door J. Billen, A. Bellis.